…Als gij zegt, dat gij uw vader en uw moeder liefhebt, hoe kunt gij dan uw eigen kind verstoten? Dan eert gij noch uw vader, noch uw moeder, want zij zouden het leed, wat zij verduren moesten, niet kunnen overleven.
De Heer heeft niet alleen gezegd: “Gaat en onderwijst”, tot Mijn Priesterzonen, maar tot hen, die tezamen één vlees willen vormen: “Gaat en vermenigvuldigt u”.
Als een man een nageslacht niet schroomt, doch de vrouw wenst dat niet, is zij schuldig aan het kwaad wat aan hartstochten bedreven wordt.
De vrouw die gehuwd is, zal vruchtbaar zijn tot een zekere grens en volgens Gods Plan. Vrees daarom niet om uw huwelijksplichten te vervullen. Een mondje meer aan uw tafel zal u niet verarmen.
Eén zieltje meer zal de Hemel verrijken, maar zal ook u voeren naar de hoogste top der volmaaktheid.
Waarom zoekt gij steeds naar gezelschap, doch verstoot uw eigen zaad? Denk niet, dat er geen einde zal komen aan uw wellusten des vleeses. Want eenmaal zult ook gij uw laatste tocht afleggen en dan zal uw Heer vragen: “Wat hebt gij met Mijn kinderen gedaan. Hebt gij ze onderdak verschaft en liefdevol opgenomen in uw huis of hebt gij ze niet willen kennen?”
Hoe kunt gij zeggen, dat, die gij niet kent, ook niet beminnen zult.
Hebt gij uw Heer lief, al hebt gij Hem nimmer in Zijn Persoon ontmoet.
Hoe durft gij ja te zeggen als gij iets, wat van uzelf kon zijn, verafschuwt om te ontmoeten.
Wee degene, die één van deze kleinen niet alleen verstoot, doch zijn leven ontneemt, het ware beter dat hij zelve verstoten was.
Mijn kinderen, laat Mij niet langer meer roepen en bidt tot God de Vader, dat Hij Zich ontfermt over hen, die verstoten of verstoten worden.
Deze tijd brengt u voortdurend in herinnering tot het Goddelijk Kind. Laat dat Jezuskind niet in de kou liggen, maar geeft Hem alle liefde, die Hij waardig is, door in Hem en met Hem, elkaar die vrede door te geven.
Vreest niet om uw Heer al uw zwakheden bloot te leggen en durf dan te kloppen op uw borst en met stille overtuiging: Heer ik ben niet waardig, dat ik Uw kind mag zijn!
Hij kent al uwe ellenden en weet, dat Hij Zelf het Leven uwer ziel is en ze met Zijn Deugden als een kleed zal bedekken.
Wenst gij de Zegen te ontvangen, maak u dan nederig en klein en durf knielend te betuigen: “Mea Culpa!”