…Gij zegt het: “ik heb U lief Heer!” Meent gij dit wel oprecht?
Zo ja, dan moogt ge in liefde niet tekort schieten tot hen, die liefde vragen en u, ondanks uw afkerigheid, toch blijven beminnen. Doch laat uw liefde, uw beminnelijkheid, uw woorden van tederheid dan ook spreken wanneer gij ontvangt.
Waarom moet men jouw liefde missen en waarvoor uzelve de persoon noemen die zoveel presteert? Waarom roemt gij op uzelve, terwijl ge de ander misprijst?
Geef elkaar de liefde, die gij van uw Gekruisigde Jezus ontvangt. Deel in de smarten en het lijden van elkander, zoals Mijn Zoon en Ik die elkaar hebben gegeven.
De dag van de Kruisverheffing van Mijn Zoon heeft plaats gemaakt voor de herdenking van de Zeven Smarten, die Ik doorstaan heb.
Gij kunt ervoor zorgen, dat deze Smarten, al het Lijden wat Mijn Moederhart treft in vreugde verandert.
Al de onmenselijke Folteringen van Mijn Zoon en al de Smarten die Mijn Hart ooit kende, is uw redding te noemen, wanneer gij luistert naar Mijn lange en veelvuldige Oproepen. Hoe kan het zwaar voor u vallen als gij Hem antwoordt: “ik heb U lief Heer!”
De Calvarieberg vindt ge overal, maar ook de rijke van Zijn Barmhartigheid vloeit op elke ziel.
Werp een blik op uwe nalatigheid, dan zult ge Jezus’ Liefde beter beseffen. De liefde tot elkander moet rein zijn, zoals Onze Liefde zuiver is voor elk van Onze kinderen.
…Gij beklaagt zich, dat gij zoveel ellende om u heen vindt en dat niemand zich over u bekommert. Gij zijt zo goed voor hen in uw onmiddellijke nabijheid en wat ontvangt gij hier voor terug. Gij zorgt voor uw gezin, maar dankbaarheid wordt je niet gegeven. Waaraan hebt ge dat verdiend?
Hebt gij uw Heer en Meester ooit horen klagen voor zóveel ondank van de mensen? Alleen een aanmoediging om u te beteren komt uit Zijn Mond.
Hij vraagt geen liefde voor Zichzelve, doch enkel voor Zijn schepselen, de mensen, uw evennaasten.
Gij bidt: “Vergeef ons, gelijk ook wij vergeven”.
Hebt gij bij deze uitroep wel eens nagedacht wat gij zegt? Gij moogt zich erop beroemen als gij de waarheid spreekt, doch verneder u als gij bemerkt, dat er bedrog schuilt in deze uitspraak.
Kom, rust uit in de Armen van uw Hemelse Moeder wanneer gij bidden zult: “Bid voor ons zondaars!”
Denk niet al te voorbarig, dat ge onschuldig zijt, want niemand is zonder zonden! En zo ja, dan moogt ge alsnog de eerste steen werpen op hen die misdreven, op hen die lasterden, op hen die u beledigden, op allen die u pijn deden.