Op de feestdag van Maria’s Moederschap nadat Elisabeth door Satan is benaderd spreekt Maria uitvoerig over het ongeboren leven (11.10.80)

Luister Mijn dochter, want nu ben Ik er om na deze offerdaad je alle Liefde te geven die gij verdient. Voorheen heb Ik je te kennen gegeven voor wie deze strijd geleverd zou worden.

De satan neemt wraak op een mogelijke afwijzing van een abor­tuswet. Zij kennen de grootheid van de heren der wet en zij drijven en wakkeren dezen aan door hun grote machten! O, zie eens, hoe zij de mens er toe aansporen hun wanhoopsdaad te verwezenlijken. Zij worden meegesleept door hun uit­voeringsbesluit te zien verwezenlijkt. Zij hebben zichzelve niet meer in bedwang, want zij hebben hun ja-woord eens toege­zegd en dan is het moeilijk zich uit dat slik los te wringen.

Misschien kunnen velen niet meer terug, al zouden zij het wensen, want zij hebben éénmaal hun hart verpand aan de ver­lokkingen van satan. Zijn macht is groot en zij trekken en sleuren dagelijks nieuwe slachtoffers mee.

Alles wat zij kunnen grijpen houden zij met man en macht vast, want zij willen de strijd met Christus aanbinden, omdat zij weten, dat hun machtsgeweld spoedig beëindigen zal, want het einde der tijden nadert met rasse schreden.

Vandaag is het elf oktobber, de dag van Mijn Moederschap. Welk een verheven Ambt ligt in deze Woorden opgesloten.

Beseft men wel voldoende wat het zeggen wil, nieuw leven brengen, een nieuwe mens laten ontstaan?

Wat past deze uitspraak toch prachtig in elkaar Moeder en kind.

Het begin van het groeiende nieuwe mensenleven moet voor een vrouw, die moeder gaat worden toch een innige vreugd zijn. Want alleen als het nog ongeboren leven in haar schoot ver­blijft is de band sterker nog als na de geboorte. Want zij weet haar bezit heel dicht bij haar. Niemand kan dit eigendom nog van haar afnemen dan alleen haar Schepper, Die deze vrucht liet ontstaan. Hij alleen, Die de Almacht Zelve is kan een einde maken aan dit intieme samenzijn, dit nauwe verband, dat innig contact.

Jammerlijk genoeg hoor Ik de kreet: “Ook een mens kan dit voortijdig afbreken!”

Noemt ge dat een mens?

Verdient hij nog wel te worden aangesproken als mens om maar niet te spreken van een kind van God?

Hoevele keren worden er op talrijke plaatsen zulke jonge levens uit elkaar gerukt?

Het is niet goed te praten dat deze vrucht geen enkel gevoel heeft, omdat het nog geen weet heeft van zijn bestaan. Zoudt ge zelf wensen, dat ge in een bewusteloze toestand uit elkaar werd gerukt?

Zoudt gij dit nog wel abortus mogen noemen?

Moet uw regering dan niet veeleer publiceren: “Moord is toege­staan!”

Wanneer men een dier verwaarloost wordt er streng gestraft. En waarom dan wel? Omdat het een hulpeloos wezen is, wat niets terug kan doen. Het kan zich niet verzetten.

Hoe denkt gij dan over een klein onschuldig mensenkind, iets wat van uzelve is? En omdat het van uzelve is laat men u zelf beslissen.

Deze onschuldige kindermoord is tot heden nog toelaatbaar. Weet de mens wel waar hij mee bezig is? Met zijn eigen ver­doemenis en wel voor eeuwig als hij daar geen verandering in brengt!

Gij, die door de ongeboren vrucht al reeds moeder zijt, wees een gevoelsmens en denk eens na wat gij in uw schoot draagt en wat gij van plan zijt daarmee te gaan doen.

In de geest staren u aan twee kinderoogjes, die smeken om het behoud van het leven. Twee handjes, die jou willen vast­grijpen, omdat zij het gevaar op zich zien afkomen. Dat warme kleine, broze wichtje, hoe klein ook, vraagt om begrip en moederliefde.

Weet, dat het tenhemelschreiend is, doden van uw eigen kind!

Wanneer gij niet luisteren wilt naar de smeekbede van uw Hemelse Moeder op de dag van Mijn Moederschap, zal het telkens een marteling voor Mij betekenen, wanneer gij deze dag uit­spreekt als een feestdag van Mijn Moederschap.

Hoe kan Ik Mij gelukkig heten, wanneer zoveel van deze kinde­ren niet gewenst zijn door hun ouders?

Kan een moederhart dan toch wreed zijn om zulk een leven, wat ontstond uit liefde, abrupt af te breken?

Als gij uw gedachten plaatst naar de tijd, dat uw moeder u eventueel niet gewenst had, zoudt ge haar haten. Of zou die haat plaats maken voor gebed om toch nog haar ziel hiermee proberen te redden?

Wee degenen, die niet ophouden met deze onschuldigen te doden!

Weet, dat angsten u steeds blijven najagen! Nergens zult gij rust vinden, want ge zult steeds dat kleine wichtje voor ogen zien!

De mens stelt wellicht de vraag: “Waarom laat God dat toe?”

Hij heeft toch elk leven in Zijn Handen! En waarom dan niet van deze kleinen die de onschuld zelve zijn?

God heeft elke mens een vrije wil gegeven, al vanaf de eerste mensen, die Adam en Eva genoemd worden.

Leef niet alléén voor jezelve en doe je naasten geen onrecht aan! Neen, zegt gij, ik geef overvloedig van mijn bezit, want ik heb een gevoelshart en ik voel het als een plicht!

Zoals ge zegt: “dit is mijn plicht”, maar de mens heeft óók de plicht zijn medemens te laten leven, zijn eigen kind, dat recht heeft om geboren te worden tot een menselijk bestaan.

Wanneer gij niet ophoudt met het vermoorden van deze al­lerkleinsten, zal het jammeren van deze tere wezentjes u angstig opjagen!

Gij voelt u, meent gij, nog steeds gelukkig na zulk een daad die gij straffeloos begaan kunt? Doch niet lang meer, want Gods toorn zal zich wreken, maar dan is ook uw geweeklaag overbodig en zal de God der Rechtvaardigheid doof zijn voor uw geroep, omdat ook gij niet hebt willen luisteren.

Doch nog eenmaal krijgt ge de kans, doe het dan vandaag, nu dit ogenblik, deze seconde! Want de Heer van al het bestaande wéét alleen wanneer de straf over de ganse wereld komt en dan kan het te laat voor u zijn!

Is het leven van uw kind u niet meer waard dan dat van uw huisdier?

Voor God de Vader ligt vanaf het ogenblik der bevruchting alles vast. Vanaf het eerste moment, toen dat nietig klein wezentje met zijn leven begonnen is.

Bescherm de miljoenen, die nu nog de warmte voelen van de moederschoot, want het heeft recht op het bestaan evenals men u het leven schonk.

Zorg voor deze onschuldige wichtjes, zolang het zichzelf niet beschermen kan.

Reeds vanaf de ontvangenis verdient het de naam mens! Dit kleine vruchtje moet gezien als de werkelijke aanwezigheid van een reeds verschijnende mens.

Elk leven is het grootste wonder dat zich dagelijks voltrekt en dat gij met heel veel dank als een liefdevol gebaar aan uw Schepper verschuldigd zijt.

Hij heeft ook u geschapen, omdat Hij van u hield!

Moet gij Hem dan veroordelen, omdat Hij u geboren liet worden?

Laat Mij niet langer roepen, want Mijn Stem zou breken als Ik de rechtvaardigheid moet missen van hen, waarvan Ik de Moeder werd!

Wanneer gij zegt Mij niet te begrijpen, luister dan naar uw regering, als gij denkt, dat zij het beter voorhebben met het vergrijpen aan mensenleven, dan Hij, de Schepper van alle Goed!

Wij wachten op uw antwoord! Welke stem brengt gij uit?

Allen, zonder uitzondering, ontvangen Mijn Liefdevolle Blik en de Zoetheid van het Water uit de Bron des Levens.

Dag kinderen!

Aanmelden voor de nieuwsbrief