8 februari 1987 – 14.05

Prijst God, de Almachtige Vader, Die Mij wederom vergunde de aarde te betreden om Mijn kinderen te begroeten en opnieuw Onze Boodschap te brengen.
Deze bedetocht is voor velen een feestdag, daar zij tesamen voor de 60ste maal door het land trekken om al biddende bij elkaar te komen voor de noden die men voelt en ondervindt.
Het is steeds een terugkerende offergezindheid met daarnaast de vreugde om hier te zijn, maar ook je Moeder is met uw komst verheugd. Doch naast deze blijdschap heerst er ook droefenis in Mijn Hart.
Want waar vind Ik nog vrede onder de kinderen der mensen ?
Welk schreiend leed doet men thans de “Moederkerk” aan ?
Mijn Hart krimpt ineen van pijn, omdat Mijn Priesterzoon, de Aartsbisschop van Nederland groot onrecht wordt aangedaan. Weinigen durven voor hem op te komen voor de rechtspraak, welke hij op Onze kinderen toepaste !
Waarom laten zij hem, evenals vele apostelen Jezus Christus deden, aan Zijn noodlot over ? Waarom verdedigt men hem niet ? Is het misschien de angst om herkend te worden ? Waar blijft dan de liefde voor zijn evennaasten ? Willen de meesten liever in de voetsporen van Petrus treden, door zich te verschuilen en daarmee te zeggen: “Ik ken die Man niet !”
Hoe durft men dan het geloof te belijden ? Geloof ligt in de geborgenheid en de liefde voor elkaar bevestigd. God zegt jou : “Mij moogt ge verlaten, maar Ik zal jou nimmer verlaten ! Ik heb je nodig !”
Welke is nu de ziel die God verheerlijkt ? Een ootmoedige, in onbekendheid levende, zich over niemand beklagende, zich voor allen vernederende en zichzelf vergetende ziel.
De oordelen Gods zijn verkieslijk boven die der wereld en wat Hij belooft is meer waard dan wat de wereld geven kan.
Treedt met alle ernst in de gedachten van Uw Moeder de Heilige Kerk, acht, gelijk Zij, de ijdele oordeelvellingen der mensen voor niets.
Dring dieper door in de Goddelijke Geboden, leg u ijverig toe op de kennis der evangelische raden en gij zult bemerken, dat al uw handelingen, ook de beste, oneindig ver van de volmaaktheid verwijderd zijn en dat gij de Geboden Gods ternauwernood naar de letter onderhoudt.
Door de overweging der Goddelijke Wet en der voorbeelden van Jezus Christus en hem die vervolgd wordt, zult gij de grond uwer verdorvenheid leren kennen, in uw goede werken nog vlekken bespeuren en er niet aan vinden, dat vrij is van gebreken.
Mijn trouwe toehoorders, die Ik kinderen noemen mag en ook altijd jullie Moeder zal blijven, bidt en vraagt God om vergeving voor hen, die Zijn trouwe Volgeling kwaad doen en vervolgen.
Ga waarheen gij wilt, Ik zal je overal volgen, want Ik wil met allen verenigd blijven, zo lang als Ik Moeder mag zijn.
In jou wil Ik blijven uitdrukken wat Ik wil zijn voor iedereen, de Zegenende Liefde.
Het zij zo !
Elisabeth vraag Mijn kinderen om te knielen om de zegen van Mijn Priesterzoon en Mijn Moedergebaar.

Aanmelden voor de nieuwsbrief