31 mei 1988 – 00.30

Kinderen, gij die nog behoort onder de weinig getrouwen, weet, dat het Uw Hemelse Moeder bekend is, dat gij zoekt naar liefde om opnieuw te kunnen beginnen.
De tijd raakt op van diep geloof, ook al smeult de lont nog steeds.
Je bent opnieuw op zoek naar liefde om zo wederom te kunnen beminnen naar hetgeen gij verloren waande. Je hebt een reddingslijn nodig, een vriend die je begrijpt.
Wees niet bang, want die tedere Handen leiden jou. Tedere Handen, die je vol zorg de weg wijzen. Ge hoeft niet bang te zijn als Deze Heilige Handen van een Priesterlichaam jou die warmte geven van verzoening.
Het verheven danklied, dat de H.Geest op Mijn Lippen legde, had zijn oorsprong in de liefde, Die Mijn Hart Verteerde. Een tweevoudige gemoedsgesteldheid vervulde Mijn Hart.
Ik bewees aan Mijn Zoon de aan God verschuldigde Liefde en Ik offerde aan God de Liefde, welke Ik Mijn Zoon toedroeg.
Natuur en Genade werkten samen om die dubbele akten nog inniger te maken. Niets is tederder en sterker in de natuur dan de Moederliefde en niets is machtiger dan de liefde die door de genade wordt ingegeven.
De Heilige Communie laat in uw harten maar na dan een indruk der genade, zij schenkt het ook een inniger gemeenschap met Het Goddelijk Hart.
Kunt gij na de geheimvolle vereniging van welke de wezenlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus het beginsel is, nog beweren, dat het u onmogelijk is, Hem wederkerig lief te hebben.
Mensen die hulpeloos zijn en hopeloos in deze tijd naar een ander uitzien, die zich eenzaam of verlaten voelen, kunt gij van uw liefde delen. Behoudt deze niet alleen voor uzelven, maar laat ze toekomen aan de behoeftige mens.
Op aarde ging Ik op weg om Mijn Nicht Elisabeth bij te staan en nu vandaag maakte Ik van deze herinnering het besluit om Mijn dochter Elisabeth, welke momenteel elders verblijft, op te zoeken om zo wederom aldoende tot jullie Mijn Woord te richten.
Zeg dikwijls tot Onzen Heer : ‘t Is wel nodig, o Mijn God, dat Gij dit vuur in mij ontsteekt, opdat het een vuur, hetwelk ik niet bij machte ben te blussen, in mij uitdove.
Mijn hartstochten betwisten U de opperheerschappij over mijn ziel. Niets is treffender dan te zien, hoe Gij, door Het Heilig Sacrament, in het binnenste van mijn hart verborgen, getuige zijt van den strijd, dien ik tegen mijn tomeloze hartstochten te voeren heb en de beloning van dien strijd tevens.
Laat uw dorstende ziel smachten naar het Levende Water Zijner Genade.
Hij zal haar wassen en reinigen in den stroom Zijner Barmhartigheid.
Bidt dan Het Onze Vader wat Hij u leerde en zeg dan Amen, Het Zij Zo.
Met deze woorden groet Ik u !

Aanmelden voor de nieuwsbrief