30 januari 1983 – 14.20

Niet telkenmale zult gij Mijn Woorden vernemen als gij met velen bij elkaar zijt om te bidden.
Weet echter wel, dat Ik toch in uw midden ben, want waar een kind bidt, zal de moeder in de nabijheid te vinden zijn.
Wanneer gij uw hart hier of elders uitstort om Mij uw leed kenbaar te maken, om Mij te zeggen, dat gij het moeilijk hebt of het leven niet meer aankunt, wanneer gij het bidden moe wordt omdat ge vindt, dat niemand luistert, omdat ge van mening zijt, dat God en Zijn Moeder doof zijn geworden, omdat ge de nabijheid niet voelt van een Moeder, dan nog moet ge dapper doorvechten en uw driften tot bedaren brengen die door moedeloosheid kunnen ontstaan. Hoe vaak zegt gij niet in uw gebeden : “Jezus ik heb U lief !” of “Moeder ik wil alles geven, maar blijf aan mijn zijde !”
Hebt gij er dan wel eens bij nagedacht, dat ge bereid zijt alles te aanvaarden wat over u komt ? Neen zult ge zeggen, zó heb ik het niet bedoeld God ! Ik heb U niet toegezegd, dat Gij het dierbaarste wat ik heb, weg kunt nemen.
Wanneer gij iets weggeeft aan een ander, zal het waarschijnlijk niet het liefste, het dierbaarste zijn van wat tot het bezittelijke behoort.
Veeleer hebt gij het niet meer nodig. Gij schaft u wellicht iets beters aan. Gij bezat het reeds zo lang en eindelijk komt ge het weer eens tegen. Dit is een weggeefprijsje ! Het heeft voor jou weinig waarde en die ander is er rijk mee. Kunt gij met een oprecht hart afstand doen van iets, zonder verdrietig te zijn ?
Neen, als het voor u iets waardevols betekent zijt gij bedroefd en dat kost offers. Dàt is wat de Heer van u verlangt, dat ge bereid zijt voor Hem offers te willen brengen. Want is niet alles wat u toebehoort door God geschonken ? Gij hebt het verdiend zegt ge door arbeid, door uw liefde te laten spreken tot die ander.
Heeft God er dan niet voor gezorgd, dat ge een gezond lichaam bezat om die werkzaamheden te kunnen verrichten ? Heeft Hij u ergens in te kort gedaan om u de nodige talenten aan te meten ?
Is Hij het niet geweest die u de mens liet ontmoeten, waar ge alles aan geven kon en waarmee ge uw leven mocht delen ?
Was Hij het niet die u met Zijn Liefde aan elkander smeedt ? Heeft Hij dan nu het recht om terug te vorderen en opnieuw los te maken wat Hij eens heeft vastgeklonken ? Denk eens na wat ge zelve zoudt doen als ge iets ontworpen had.
Blijft het meubelstuk in uw huis dezelfde plaats behouden ? Hebt ge het niet telkens van plaats verwisseld ?
Als ge deze vragen met “ja” kunt beantwoorden zult ge Mij beter begrijpen.
Overweeg ze daarom telkenmale als ge het weer eens moeilijk hebt, als ge de offers niet aankunt die u passeren.
Weet, dat Ik ook dan met je meeluister bij elk woord dat ge uitspreekt en overweegt.
Nu reeds neem Ik afscheid door Mijn groetenis aan u allen en wens je alle goeds toe dat van de Vader komt !
Weet, dat Ik dit nog zeggen mag !
Wanneer √©âˆš©n Mijner Priesterzonen bij het uitspreken van de zegen aan U, Mijn Naam vernoemt, zal Ik in Naam van de Almachtige U Mijn Hulp verlenen.
Zegenen zal u, ook gij die in de geest met ons verbonden zijt, De Heilige Drieëne God, Vader, Zoon en H.Geest en moge de vrede met u zijn !

Aanmelden voor de nieuwsbrief