2 juli 1983 – 11.55

Mijn kinderen, als gij u voorstelt, dat God oneindig, eeuwig, onmetelijk is, stel Hem dan nog hoger, verhef Hem boven alle verheffing. Want zo verhef Ik Mijnen Heer en zo moet gij Jezus verheffen in uw hart.
Stel Hem boven al uwe gedachten en genegenheden en houdt Hem zo hoog, dat niets anders in het vervolg uw blikken nog trekken kan.
“En verheugd heeft Zich Mijn geest over God, Mijn Zaligmaker !” Mijne ziel is in vrede, zij bezit Jezus Christus, dit is de grond van Mijn geluk en van het uwe. Geniet met Mij een stille vreugde; deel in Mijne gevoelens door ze aandachtig te overwegen.
De eerste oorzaak der vreugden van Uw Moeder is de gedachte aan het voorrecht, dat God Mij verleend heeft. “Hij zag neder op de geringheid Zijner Dienstmaagd “.Ik zeg hier niet, dat God op Zijne Dienstmaagd nederzag, maar op de geringheid Zijner Dienstmaagd, zozeer ben Ik van Mijne nietigheid overtuigd.
God ziet met een blik van Goedheid en Barmhartigheid neder op de zondige en berouwvolle zielen, teneinde haar tot Zich te trekken of met moed te vervullen.
De blik waarmede Hij op Mij nederzag was een blik van bijzondere liefde en welwillendheid, van bescherming en verdediging, een Goddelijke liefdevolle blik die Mij tot vreugde en bewondering vervoerde.
Heeft Hij ook op u niet met een bijzondere blik van liefde neergezien ?
Denk eens aan de recente feestdag van Joannes de Doper.
Wat al genade hebt u op dezen dag niet verkregen, al had u misschien eerder een ramp verwacht. Was dit wellicht waardevoller voor u geweest zegt u, omdat dit beter overeen zou zijn gekomen met Mijn Boodschapppen ?
Mocht er onder u of de uwen een ramp of lichamelijk letsel hebben voorgedaan, had ge voor een korte tijd meer geloof gehecht in Mijn verschijnen hier, maar na lang uitblijven ener bovennatuurlijke hulp, na veel gebeden te hebben was het toch weer de Hemel niet geweest.
Nu de mens gespaard is gebleven in deze streek, dankzij het massale gebed tot den Voorloper van Christus te bidden, kan dit volgens velen geen zuivere Hemelse aansporing zijn geweest.
Waar zijt gij mee bezig ? – Waarnaar zijt gij op weg ? – Waar is uw geloof gebleven ? O, onverstandigen, gij die Mijn Boodschap niet meer wenst te ontvangen !
Heeft de Heer Zijn Ogen niet geworpen in de diepte uwer nietigheid, in de afgrond uwer zonde, van welke Hij u reinigde ? De zuiverheid, welke gij teruggekregen hebt, is de grondslag van den vrede uwer ziel.
‘t Was een blik van uitverkiezing en toegenegenheid. Hij heeft u voor duizenden eeuwen onder miljoenen van schepselen uitgekozen en u op een bijzondere wijze tot Mij gebracht.
Houd die beschermende Hand vast, want al uw zorg moet daarin bestaan, dat gij die kostbare vrede tussen God en Zijn Moeder met u, niet verliest.
Tracht dus niet in uw eigen ogen iets te zijn of te schijnen, maar beijver u iets te zijn voor God en datgene te doen, wat Hij van u verlangt.
Lange tijd zult gij het moeten doen met de woorden die Ik heden liet neerschrijven, voordat gij Mij opnieuw verneemt via Mijn gesproken Woord.
Let wel op, dat eens Mijn vele waarschuwingen een einde nemen op deze plaats, doch altijd zal Ik met degenen zijn die blijven bidden. Ik zal u blijven bestieren met milde Hand.
Wees gegroet gij allen !

Aanmelden voor de nieuwsbrief