2 juli 1981 – 02.30

Elisabeth Ik groet je ! Vandaag kunt gij het woord van Mijn
bloedverwante nazeggen : “Vanwaar geschiedt mij dit, dat de Moeder des
Heren wederom tot mij komt !” Opnieuw kom Ik heden een Boodschap brengen
aan al Mijn kinderen. Doch voorlopig zal deze de laatste dan ook zijn.
Want vele woorden heb Ik gesproken tot het volk van Nederland en
daarbuiten. Kan uw geest dan niet juichen in God Uw Redder want Hij
heeft Zijn Dienstmaagd tot u gezonden. Ontelbare wonderen waren het
gevolg van het geloof en de ootmoed der zieken. Vanwaar komt het, dat
gij Mijn kinderen niettegenstaande u zo dikwijls met de Persoon Jezus
in aanraking komt, nog zoveel zielskwalen overhoudt ? Zou Hij er u niet
van genezen wanneer Hij het oprechte verlangen in u bemerkte ervan
bevrijd te worden ? Zou Jezus Die het heelal vervult en de eeuwen
gebiedt door Zijne Tegenwoordigheid uw geest en uw harten niet kunnen
genezen en zo door Zijne Genade niet aan Zijn Goddelijke Majesteit vast
kunnen binden ? Ondanks het geluk Hem te bezitten zijn uw zielen nog
lang niet in het genot ener volmaakte gezondheid. In welk een afgrond
van ellende zoudt gij nederzinken zo Ik niet tot u naderde ? Wat doet
gij om Uwen Heer te behagen ? Ja, met schaamte zult gij moeten bekennen,
dat ge weinig deugd bezit. Maar daarom zal Ik Mij niet minder van u
verwijderen. Maar Ik zou nog vaker Mij tot u richten. En daarom spreek
Ik nu voordat het te laat zou zijn. In de bekering der wereld tot het
Christendom schitterde voorzeker de macht des Kruises ! Met Mij zult gij
zeggen : “Ik bewonder het geloof der Martelaren in de opoffering van hun
leven, maar het geloof ener ziel die te midden der wereld geen andere
liefde kent dan de liefde tot het Heilig Sacrament, geen andere zorg
heeft dan zich dagelijks voor Hem op te offeren schijnt Mij nog
bewonderenswaardiger en welgevalliger aan Zijn Hart, want haar leven
gaat allengs in het Zijne op. Betuig de Heer uw dankbaarheid, bidt Hem
vooral, dat de liefde in uw hart nimmer verflauwe. Hoevele zielen zoeken
de Heer onophoudelijk, zonder de weldaden te hebben ontvangen, waarmede
Hij u heeft overladen ! Vindt ge het soms niet te lang tjdens uw
bezoeking in een kapel of kerk of voordat gij u ter ruste begeeft een
kwartier in dankzegging aan Zijn Voeten door te brengen ? Voor de
Engelen, die in diepe aanbidding het Altaar omringen, is de eeuwigheid
niet te lang om hun liefdezangen te herhalen en gij, die als broeder en
zuster verbonden zijt, zoudt Zijn hulp en genade willen verstoten. Toch
bemint Hij u evenals Ik, Uw Moeder, u lief heeft vanaf Zijn kruisdood.
Noemt ge het geen weldaad des Heren als gij telkenmale een waarschuwing
ontvangt die u nog op tijd weet te redden van de ondergang ? En schiet
gij dan in dankbaarheid niet vaak tekort als gij over een liefdevolle
terechtwijzing of wijze raadgeving u terstond geraakt voelt; geeft gij
Hem daardoor geen bewijs, dat de beoefening der deugd u te zwaar valt,
of Zijne genade het u lastig maakt. Gij moet de liefde die Hij u betoont
door uw levensgedrag bekend maken. Daarom moet ge de herinnering aan
Zijn weldaden steeds levendig houden in uw geest. En wanneer uw hart de
zoete herinnering van Zijn weldaden bewaart, zal de dankbaarheid u
aansporen Zijn oneindige Goedheid onophoudelijk te loven. Kan men nu
nog spreken, dat Mijn woorden geen bijbelse teksten bevatten ? De aarde
geeft het zaad, dat aan haar wordt toevertrouwd, honderdvoudig terug.
Zo moet gij het Heilig liefdevuur waarmee Hij uw hart heeft ontstoken
alom verspreiden. Vrees Uw Heer niet om al uw zwakheden bloot te leggen,
Hem met vertrouwen uw ellenden te openbaren. Hij kent ze immers en weet,
dat Hij Zelf het leven uwer ziel is en ze met Zijn deugden als met een
kleed moet bedekken. Wacht het ogenblik dat Hij bestemd heeft om Zijn
weldaden mede te delen geduldig af. Ik zie hoe gij moet strijden en
worstelen en daarom zal Ik u blijven ondersteunen, opdat uwen wil, hoe
tegenstrevend ook, zich onder de macht der genade buige en ze niet zal
wederstaan om te werken voor Gods eer en glorie wat op het ogenblik
steeds gewichtiger wordt, moet gij u zelve de vraag stellen : “Wat wil
Onze Heer voor mij doen ?” Hij wil Zich geheel aan u schenken met Vlees
en Bloed met Ziel en Lichaam, met Mensheid en Godheid ! Uwerzijds moet
gij u met een levendig geloof en met een van dankbaarheid doordrongen
ziel, met een ootmoedig en rouwmoedig hart overgeven aan Gods Heilige
Wil. Vraag Hem, dat Hij u voorbereidt aldus, opdat gij zo innig mogelijk
met Hem verenigd worde. Weet wel, dat de Zaligmaker Jezus Christus niet
met vruchteloze gevoelens tevreden is. Hij wil, dat gij er iets nuttigs
voor teruggeeft. En gelijk de Joden op bevel van God voor de dageraad
opstonden om het manna te verzamelen, zo moet ook gij Mijn kinderkens
volgens het Woord der Wijsheid, voor de opgang der zon God danken en bij
het krieken van de dag Hem aanbidden. Maar al te dikwerf had het de
schijn alsof gij de wonderen die Hij bewerkt niet kende, Zijn weldaden
vergat. Gij zaagt ze voltrokken worden voor uw ogen of maakte het bij
uzelve mee, doch wijdde er niet de minste oplettendheid aan, want het
was immers de natuur die zich voltrok. Als gij uw verleden onderzoekt
moet gij dan niet voortdurend tot Hem spreken : Welke tekens Heer doet
Gij voor mij ? Is uw leven niet een voortdurende aaneenschakeling van
vaderlijke gunst- betuigingen ? Veel gemakkelijker zou het u vallen te
vragen en te beantwoorden: Wat Heer hebt Gij al niet voor Mij gedaan ?
Onderzoek uw geweten eens of gij een dergelijke vraag tot Jezus hebt
gericht, wanneer gij in dagen van moedeloosheid een blik op de reeds
gebrachte offers werpend ze aan voor aan optelde en daarbij vergat, dat
Zijn genade ze u hielp volbrengen ? Had gij niet veeleer moeten zeggen :
En Gij Heer, wat doet Gij voor mij ? Ook nu vraagt Hij om begrip en
medeleven. De dagen die komen gaan zult ge u allerlei vragen gaan
stellen. Want gij zult angstig worden, dat gij nog gelooft, dat Jezus
werkelijk opnieuw zal wederkeren naar de aarde. Hoe zou Hij die schone
Hemel opnieuw willen verlaten voor deze vreemde wereld, die vol is van
hebzucht en zingenot ? Waarom mag men zijn lichaam geen voldoening geven
? De Heer, Die ons geschapen heeft, heeft het er ingelegd. Gij kunt
alleen overtuigend zeggen : Hij heeft de mens een vrije wil gegeven en
wij moeten ernaar streven om alleen het goede te begeren en de geest
niet in opstand te brengen. Hoe gelukkig zoudt ge u moeten gevoelen en
doen uitspreken : “Wat ben ik een gelukkig mens daar Jezus mij door Zijn
Dood heeft willen verlossen !” Doch zelf moet gij u de plicht opleggen
alleen Zijn Wil te doen. Want weet, dat de jaren nog dagen betekenen die
u resten voordat de Heer de tarwe van het kaf zal scheiden. Ga uw troost
zoeken bij Hem, want zonder Hem had gij geen bestaansrecht verworven. En
als ge Hem niet zoekt kunt gij niet leven. Gij vindt Hem in uw broeder,
maar ook in uw zuster, die gij bespot omdat gij geen geloof, noch waarde
hecht aan Mijn Woorden. De dagen zullen geen jaren meer zijn en de
minuten geen uren die u nog resten hier te leven. Keer daarom uw zielen
tot Hem Die ze u gegeven heeft en ge zult een ware broeder en zuster
heten. Al zou Mijn Stem het begeven nog langer te spreken, Mijn Hart is
altijd bij u! Mijn visitatie moet Ik nu beeindigen, want Mijn Heer heeft
Mij nodig om de zielen te redden, die door uw offers en gebeden geholpen
zijn. Ik groet, dank en zegen allen met de woorden van de Vader, Zoon en
H.Geest ! Amen. Dag kinderen !

Aanmelden voor de nieuwsbrief