2 augustus 1980 – 06.45 Maria Hemelvaart.

Mijn dochter, gij hoorde het ruisen van een windvlaag. Dit was het teken, dat je Moeder wederom een Bezoek brengt. Nu echter hoort ge nog Mijn Stem, doch nog een spanne tijds en gij zult Mij kunnen aanschouwen. Mijn Kleed schittert als verblindend en toch zal het je ogen niet verhinderen om naar Mij op te zien. Het witte Kleed wat Ik draag doet je denken aan Mijn Onbevlekte Maagdelijkheid, wat het vereiste teken is om met ziel en lichaam te worden opgenomen. Toch zijn de mensen nog talrijk die niet geloven, dat Ik opgestegen ben met Ziel en Lichaam. Waarom zo’n ongeloof nog; ook als Ik u verklaar, dat Ik de waarheid spreek? Mijn getrouwe, in Mijn laatste Boodschap, die aan u allen gericht was, deelde Ik u mede, dat elke mens de andere nodig heeft. Zelfs Ik heb u nodig en niet aan, maar allen! U was in de vaste veronderstelling, dat uw Moeder wederom vandaag zou komen met een Boodschap. En waarom dan wel kwam deze gedachte bij u op? Doet dit misschien denken, dat ge Mij toch nog nodig hebt om opnieuw weer enkele Woorden op te vangen wat goede Raad inhoudt? Gij hebt een Moeder in de Hemel Die niets anders verlangt dan, enkel en alleen, Haar kinderen het goede te leren. Ik bekom elke dag voor u een overvloed van Genade. Maar ook licht en sterkte die u helpen zal mee te werken om die Genade te verkrijgen. Door alle eeuwen heen zal Ik God steeds de grootste Glorie geven die toch alleen ook Hem maar toekomt. Doch ook Ik geniet niet minder, in alle eeuwen al voorbereid, het Hoogste Geluk, omdat Ik volkomen en in alles Gods H.Wil heb volbracht! Na Mijn Leven op deze aarde ben Ik door Mijn Schepper met Ziel en Lichaam opgenomen in die Hemelse Glorie. Waarom hebt gij vreze voor Hem Die u zoveel Genade geschonken heeft en u voor de zonden bewaard of er van bevrijd heeft? Die u het verlangen heeft ingegeven om zich geheel aan Hem te schenken. Gij kunt uzelve niet eens zoveel beminnen als waarmede Hij u Liefheeft. Vraag daarom steeds om die Genade, dat gij vurig kunt wensen wat Hem het aangenaamste is en het met wijsheid nastreven en stipt ook volbrengen. Smeek Hem, dat gij telkens met een ootmoedig hart die onzichtigen aan kunt nemen, die u in Zijn Naam de leer bijbrengen. Wees nimmer bevreesd voor uw Goddelijke Verlosser, zelfs niet na uw zonden. Want een te grote vrees hindert het gebed, dat de ziel is van onze omgang met Hem. Zij vernauwt het hart in dezelfde mate als het vertrouwen het verruimt. De bevreesde ziel bidt niet; hoe zou zij kunnen beminnen? Hoor Jezus steeds tot u spreken: “Kom tot Mij Mijn kind!” Hij is Goedertieren en Machtig. Zijn Liefde is veel groter dan uwe ellende. Hij kent al uw noden, maar ook Ik ken deze! Hoevelen zijn er onder u die durven beweren liever te sterven dan Jezus te bedriegen. Toch beantwoordt deze uitspraak niet altijd aan Zijn Liefde, aan Zijne verlangens. Indien gij echter terugdeinst voor Zijn Goedheid en Zijn Macht, zal Hij u Zelf geruststellen. Luister dan naar Hem met een groot geloof en een vermetel vertrouwen. In het Heilig Sacrament deelt Jezus de mensen niet Zijn Lijdelijk, maar Zijn Glorierijk Leven mede. Welk een Vaderlijke Goedheid! Hoe was het dan mogelijk, dat Zijn leerlingen aan deze Liefdevolle Woorden Hem niet herkenden, Wiens zachte en toch Machtige Stem zij zo dikwijls gehoord hadden? Hoe kon Hij, Die een zo tedere belangstelling jegens hen aan de dag legde een onbekende voor hen wezen? Beschouw het geheim hunner blindheid met vreze. Bezorgd voor de dingen des tijds, letten de leerlingen op niets anders dan op het besturen van hun klein vaartuig. Met het oog op het gevaar, dat hun leven te midden der golven bedreigde, was elk ander belang voor hen als niet bestaande. Is het niet evenzo met de mens? Jezus Christus spreekt tot uw harten! Gij ziet Hem op het Altaar en toch let gij nauwelijks op Hem! Alleen bekommerd om de dingen van dit leven blijft gij vaak doof voor de Stem van Jezus en ongevoelig voor Zijn Vaderlijke tegemoetkoming. Hij vraagt u enige voorraad op te doen voor de grote reis naar de eeuwigheid, die ook voor u allen eens aanbreekt evenals voor Ons. Op een zo’n lange tocht hebt gij Krachtig Voedsel nodig. Dat Voedsel is de Liefde Gods, de Bron van alle deugden! “Mijn kind”, zegt Jezus, “hebt gij Mij lief?” “Zijt gij ootmoedig, zachtmoedig en geduldig? Bezit gij den geest van Godsvrucht en liefde?” Antwoord Hem in eenvoud en oprechtheid dat gij niets zijt, geen enkele deugd bezit, maar van Zijn Goedheid alles hoopt. Dan zal Hij u bevrijden van al uw tekortkomingen en u een plaats bereiden voor het schone Koninkrijk. Aan welke zijde zult gij uw netten werpen, aan de kant des Hemels of aan die der aarde? Gaan de tijdelijke belangen u meer ter harte dan de eeuwige? Neen, laat het tot zover niet komen, maar kom aan Mijn Boezem dan zal Ik u een plaats doen veroveren onder Mijn Mantel en u alle bescherming bieden waarnaar gij telkens uitziet. Kom kinderen zingt! Want de Heer heeft niet alleen aan Mij grote dingen gedaan, maar ook aan u, want het eeuwigdurend geluk ligt in uw handbereik. Volg Mij, dan is het niet moeilijk, want Ik zal het plaveisel reinigen waarop gij uw voeten zult plaatsen, dan zal de gang u lichter vallen. Onthoud deze Woorden!

Aanmelden voor de nieuwsbrief