29 oktober 1987 – 14.00

Kinderen hebt elkander lief en geef, om vrede te laten opbloeien, die ruimte, waar de haat eensgezindheid ontnomen heeft.
Zeg nimmer: “ik heb U lief Heer !”, als ge liefdeloos zijt voor de mensen om u heen.
Gij moet de pijn en de tragiek van de tegenstellingen niet uit de weg gaan. Niet naïef alles wegpraten in een onvolwassen optimisme. Ook deze pijn moet worden verwerkt en doorstaan. Want het doet echt wel pijn, dat er binnen de geloofsfamilie zoveel verdeeldheid bestaat en dat men vaak zo weinig bemoediging ondervindt van het gezag.
Men zou zo met elkaar moeten praten, dat er iets van geloofscommunicatie kan ontstaan. Dat men luistert naar elkaars twijfels en ontroeringen. Dat voegt meer leven toe dan het je blind staren op uitspraken van anderen die ver weg zijn. Dat veronderstelt het besef, dat u elkaar nodig heeft, dat gij het niet op je eentje, maar samen met anderen moet doen.
Uw geloof is niet levend, als gij het niet met elkaar deelt.
Geloven is iets anders dan het erop nahouden van een stel waarheden of opvattingen. Gelovigen zijn allereerst mensen van wie het hart is geraakt, mensen die ergens van leven.
Men overzag de bezigheden die God de mensen heeft opgelegd om er zich mee af te tobben; Hij heeft de mens besef van duur ingegeven; maar toch blijft Gods Werk voor hem van begin tot eind ondoorgrondelijk.
Je zou dit zo kunnen interpreteren: de mens is door God tot een onvermoeibaar zin-zoeker gemaakt, maar hij slaagt er nooit in die zin te achterhalen.
Zo heeft hij alles naar wijsheid gezocht ( naar inzicht in de zin van het bestaan naar een alomvattende verklaring ), maar de wijsheid bleef buiten zijn bereik. Al wat bestaat ( de zin van het bestaan ), is onbereikbaar en onpeilbaar diep.
Wie kan erbij ?
Je constateert de ongerijmdheid, dat er rechtvaardigen zijn die het vergaat als de bozen en bozen die het vergaat als de rechtvaardigen.
Tussen gerechtigheid en liefde is een onderscheid, maar de grens tussen beiden is soms vaag.
De gerechtigheid is geroepen om bepaalde, precies omlijnde taken te volbrengen en uitvoering ervan is controleerbaar. Het zijn verplichtingen die van de mens concrete daden vereisen, zonder dat hij zich daarvoor geheel moet inzetten.
Er is slechts aan deugd die de hele mens opeist en dat is de liefde. Liefde is geen voorwerp van een contract, geen taak die binnen een gestelde tijd te vervullen is. Liefde is geen toegevoegde kwaliteit, maar een levende kracht die zich telkens weer voedt door zich in daden te uiten.
Naastenliefde schenkt niet alleen dit of dat, zoals de gerechtigheid doet, maar geeft de gehele persoon en drukt zich uit in concrete daden van de andere deugden : weldadigheid – die wegschenkt wat men in overvloed heeft -, gerechtigheid ( die geeft wat recht is ), liefde ( die het geven van zichzelf is ).
Meegaan met Gods Genade vraagt van uw kant de radicale opgave van het eigen ik als principe van uw handelen en de aanvaarding van een nieuw levensbeginsel; de Wil van de Heer.
Wie volgzaam is voor Gods “intrekkende” genade, hoeft niet te vrezen, dat hij weggetrokken wordt van de mensen. Vanuit het zelfverlies in de Goddelijke Bron stroomt hij integendeel uit met Goddelijke Overvloed in allen die hij bereiken kan.
Daardoor kinderkens, wordt u zo boordevol en overvloeiend, dat ge onophoudelijk met Jezus moet uitstromen naar heel de Schepping; de liefde kan niet anders dan uitstromen en liefhebben; steeds uitstromen en zich aan allen meedelen.
Wie in deze liefde en vrijheid durft te leven en openbloeit in de ruimte die God hem gunt, wordt gelijkvormig gemaakt aan Christus, de Gekruisigde. Het kruis is zelfonteigening, teneinde toe.
Wie dus het kruis als middel ziet om eindelijk aan zijn eigen benauwdheid te ontsnappen en door te dringen in de vrije ruimte Gods, die wijkt precies daardoor af van de weg van het kruis.
Hij die bezit heeft én rijkdom, moet deze gebruiken voor het nut van anderen.
Dingen die in zichzelf onverschillig zijn, moet u dus beoordelen naar het gebruik, dat de vrije mens ervan maakt.
De mens moet zijn gedachten richten naar God, opdat hij in staat zou zijn zijn bezit goed te gebruiken.
De uiterlijke dingen hebben slechts betekenis in functie van de innerlijke gezindheid en daar gaat het Christus om.
Ware rijkdom is een arme ziel, want een rijke die niet delen kan, sluit de poort tot de Hemel.
Slechte rijkdom is overvloed aan hartstochten in de ziel.
Redding is niet afhankelijk van uiterlijke dingen, maar van een deugdzame, passieloze ziel.
Daarom vraag Ik u Mijn kinderen, als Moeder, deel van uw overvloed aan de mens die behoeftig is, dan zult ge vrede vinden in uw harten om aldoende deelgenoten te worden in de Liefde van Jezus’ Goddelijk Hart.
Reik elkander de hand, laat ze niet los, dan kunt u gezamenlijk een krans van rode rozen en witte lelien vlechten om deze aan te bieden aan de Heilige Drieene God, in ruil voor Zijn Zegen door de Woorden en de Gezalfde Hand van Mijn Priesterzoon.
Ik dank en groet u !

Aanmelden voor de nieuwsbrief