29 november 1980 – 16.30 Zoek het geluk niet bij anderen voor uzelve, doch ga op pad om anderen gelukkig te maken.

Welk schepsel is ooit waardig genoeg bevonden om de God van Zaligheid hier te mogen begroeten of elders? In welke kerk of kapel gij u bevindt, steeds zal Ik bij u zijn wanneer gij het Rozenkransgebed gezamenlijk of alleen bidden zult. Want deze krans zal Ik de Vader aanreiken, omdat Hij Mij uitverkoorde, Moeder te zijn van Zijn Zoon en daarna, voordat Ik deze aarde verliet, Moeder te worden van alle kinderen. Het smeken, waarin Ik een oproep richtte, was en is, bij velen al doorgedrongen op de feestdag van Mijn Opdracht. Mijn Opdracht, uw werk, uw tegemoetkoming aan allen die hulpbehoevend zijn. Waarom, vraagt gij, spreekt de Moeder van Jezus zo veelvuldig over het bestaansrecht van de mens? Omdat er, voordat het einde der tijden zal aanvangen, er meerderen zullen wezen om het Hemelrijk te bevolken! Want waarom hebben niet allen recht op een eeuwigdurend samenzijn in het Hemelse Paradijs? Laat u door niemand misleiden, dat er geen hiernamaals bestaat. Wie heeft dan wel de mens geschapen en waarom? Toch zeker niet om alle zielen weg te vagen wanneer zij hun laatste adem zullen uitblazen? Geef elkaar daarom het recht om te leven en wel zonder onderscheid te maken. Door uw gebeden kunt gij datgene bereiken wat anderen van zich af willen wenden, nl. het kleine onschuldige kind, dat toch ook de naam menswaardig is en ook te allen tijde blijven zal. Zoek het geluk niet bij anderen voor uzelve, doch ga op pad om anderen gelukkig te maken. Dan pas zal er vrede zijn in alle harten. Nu stijg Ik op, maar blijf in de geest altijd om u heen. Dag kinderen!

Aanmelden voor de nieuwsbrief