23 oktober 1988 – 14.23

Goede kinderkens !
Heden ben Ik even weer in Uw midden om U toe te spreken.
Wanneer Uw Moeder U geen Boodschap geeft, wil dat niet zeggen, dat Zij niet luistert naar het bidden en smeken van degenen, welke een beroep op Mij doen.
Ik houd van U , evenals Mijn Enigst Kind Jezus.
Hij geeft Zich aan U opdat gij Hem zoudt kennen.
Hij verbergt Zich om U Zijne Heerlijkheid eerst dan in den Hemel te doen aanschouwen. Maar daarnaast verwacht Hij van U, dat geen enkele mens gehaat of veroordeeld wordt.
Oordeel daarom niet, dan zult ook gij niet veroordeeld worden.
Uw mening naar voren brengen is haal wat zachter dan iemand belasteren en veroordelen. Als ge oprechte liefde bezit kunt gij zulke grove zonden niet doen.
Welke Liefde ligt opgesloten in de gedachte : Jezus is in Het Tabernakel ! Dit ondoorgrondelijke Geheim leert U Uw deugden en goede werken zo te vergeten, dat alleen God ze ziet.
Hier stort Zijn Hart stromen van Liefde over U uit; hier zegent Zijn Hand degenen, die Hem beledigen en degenen, die Hem aanbidden. Hier houdt Hij de bliksemschichten, die de zondaren dreigen, tegen en stort Hij een verkwikkende regen uit over de plant, die haar tot wasdom brengt.
Hoeveel tranen worden in de schaduwen van Het Tabernakel niet vergoten !
Hier worden U alle weldaden geschonken; geen enkele Genade wordt U hier geweigerd.
Wees Hem daarom altoos dankbaar, want ook als U een offer wordt gevraagd, doet Hij dat om U te vervolmaken.
Kinderen bidt voor allen die in nood zijn en bewijs hun Uw liefde, dan zal deze beloond worden door de Zegen van de Priesterhand en de Mijne sluit Zich hierbij aan. Gegroet !

Aanmelden voor de nieuwsbrief