Het is voor Mij een grote vreugde als Ik weer nieuw georganiseerde bedevaarten met vele kinderen hier ontmoeten mag.
“Mijn Geliefden “! Als u hier bent of elders verblijft en vragen naar Mij richt, dan wel uw hart in stilzwijgen is verhuld, steeds weet Ik al uw zorgen en verdriet op te vangen. Angst of leed is voor elke mens niet alleen een lot, maar ook een opdracht, ja een roeping.
Men kan het zich permitteren te mislukken in de vreugde, maar dan moet men minstens slagen in het verdriet. Vanuit een helder verdriet is de lofdicht die sommigen aan het leven brengen groter, dan wat anderen getuigen uit een niet al te gefundeerde vreugde. Iedere mens, die mens wil zijn, wacht niet alleen de strijd om ware vreugde, maar evenzeer en misschien wel dieper nog, het gevecht om goed en echt verdriet.
Klein verdriet is verdriet, dat de mens zichzelve aandoet. In klein verdriet is de mens niet verdrietig om het feit, dat hij eens sterven moet, hij is eerder verdrietig omdat hij niet genoeg wil en kan leven. Door het beveiligen van zichzelf tegen de werkelijkheid en ter bestendiging van vreugde, wordt de mens verdrietig. Klein verdriet treurt meer over het eigen onvermogen om te leven, dan over de bedreiging van de werkelijkheid voor de dood.
Groot verdriet is wat werkelijk te maken heeft met de dreiging van een werkelijkheid, die niet meer willig is en de mens niet meer verdraagt. Er is groot verdriet om de dood van een dierbare. Groot verdriet is er steeds om het onherstelbare, men vecht met de dood in plaats van te treuren.
Naarmate het leven meer geformuleerd wordt als een duur, wordt de dood minder acceptabel en dus bron van alsmaar groter verdriet. Doordat men het leven eenzijdig ziet, wordt het lastiger om met de dood om te gaan. Door verbeten met de dood te vechten, sterft men aan de dood.
Recht op leven maakt sterven moeilijk. Verworven rechten hebben nog nooit iemand gelukkig gemaakt. Te kleine vreugde om het leven als gave maakt het groot verdriet om de dood nog groter.
En wat is bij dit alles troost ? Troost gaat steeds om groot verdriet en om het onherstelbare. Troost zegt dus nooit, dat het niet zo erg is. Echte troost boodschapt, dat het heel erg is. Echte troost heeft als eerste functie het in stand houden van het verdriet. Troosten en getroost worden is samen delen, samen vechten, samen overwinnen, door helder te blijven denken tegen et uitdoven van de glorie. Troosten is samen weten met de te troostene, dat de scherven die niet te repareren zijn, dat het puin waarmee men zit toch en in hun onherstelbaarheid, bouwsteen kunnen worden in een nieuw gebouw. Troosten is dus niet alleen treurend de kwetsbare luister van werkelijkheid overeind houden. Troosten is ook weten, dat het meest hopeloos stukke, steeds en opnieuw een kans krijgt in Hem die alles nieuw maakt, in Hem die het Lijden en de Dood van Jezus tot Zegen en heil maakt van ontelbaren.
De gelovige mens worstelt met gevoelens van onmacht en mislukking. Deze ervaring kan, als zij verdiept en in geloofsgeduld uitgehouden wordt, vruchtbaar worden.
Het zaad, dat Jezus uitzaaide werkt voort, maar het ontkiemt langzaam en groeit onzichtbaar.
Nergens en nooit manifesteert zich het Rijk in een spectaculaire verandering van de wereld.
U leeft in een tijd, dat de mensen de slachtoffers zijn van onderdrukking, van natuurrampen, van ziekte of honger.
Zij schreeuwen om hulp. Zij bidden tot God, dat Hij er iets aan doet. Maar er gebeurt niets, God zwijgt in alle talen. En dan komt de vraag : “hoe kun je een God Die alles toelaat aanvaarden ?”
Gods afwezigheid is niet langer een steen des aanstoots als ge Hem gaat zien als een God Die Trouw is aan Zichzelf en Trouw aan de vrijheid van de mens en van de Schepping.
Hij is een God Die uitziet naar mensen met ware liefde voor elkander, naar de mens die troost brengt aan de lijdende, die hulp verschaft in de nood van de behoeftigen die een beetje geluk brengt naar het hoognodige bezit, hij die luisteren wil naar de mens die in geestelijke armoe verkeert.
God ziet uw goede wil en daden. Hij is toegankelijk en liefhebbend. Tot Hém kunt gij u richten tot gebed, dat geen geroep meer is in de leegte, maar een plaats waar het verlangen van de mens en het verlangen van God elkaar ontmoeten. God vergeeft en doet leven.
Als u bidt, dan is Hij het Die in u aan het werk is.
Die afwezige God kunt u vertrouwen. Hij is alleen maar afwezig, omdat Hij wil zijn “Degene Die komt” : Degene op Wie de mens wacht, niet dadenloos, maar helemaal ingeschakeld in het grootse avontuur, dat het leven is.
De mens is vrij en kan zich voor God afsluiten. Hij kan God loochenen of Hem de rug toekeren.
Het gebed erkent Zijn aanwezigheid en gaat daarop in. In deze vorm van gebed wordt er niet meer gevraagd.
Misschien niet eens meer iets gezegd. Gij bent er, Hij is er.
Alles is Genade. Hebt er vrede mee als u te lijden hebt.
Bidt de Rozenkrans om daaruit kracht te kunnen putten en liefde te vinden voor het dragen van je kruis.
Ziet naar het leed en de pijnen van degenen die naast u staan en denk aan hen die getroffen worden door welke ramp dan ook.
Uw lijden of offers wegen niet op tegen dat van hen die vervolgd worden omwille van hun Heilig Geloof. Laat uw gedachten eens gaan naar kampen waar mensen gefolterd worden en allerlei martelingen moeten doorstaan.
Bidt voor hen, dat zij hun lijden aan kunnen en de kracht mogen bekomen van God door middel van uw gebed.
Laat uw medemens niet in de kou staan, want dan zal uw lijden lichter worden en er vrede mee hebben.
God is er om u de Grote Genade te geven door Zijn Zegen te ontvangen + uit de Gezalfde Handen Mijner Priesterzonen, terwijl Mijn Armen zijn uitgestrekt om u allen te bergen aan Mijn Moederhart.
Laat Onze Liefde niet tevergeefs zijn !