22 januari 1989 – 14.11

Trouwe kinderen, voor de eerste maal ziet u hier tijdens de Bedevaart Het Heilig Aanschijn in een Zilveren Schrijn op Het Altaar.
Beter nog dan voorheen kunt u nu Zijn Bloedend Heilig Gelaat vanaf een aangepaste hoogte aanschouwen. Daar er niets in u is, waarom gij een zo groot geluk waardig zijt, moet gij Jezus een grootmoedig hart aanbieden tegelijk met de oprechte belijdenis uwer onmacht.
Uw hart zij, op het voorbeeld van de H.Elisabeth, van diepen eerbied vervuld. Wat is het echter, dat haar zo ootmoedig maakt ?
‘t Is de gedachte, dat niets in haar de Grootheid van Jezus Christus evenaardt of Hem beweegt tot haar te komen, een machtige beweegreden God met vreze te dienen en Hem met heilige schroom te naderen.
Welke armoede toch, kan met de uwe vergeleken worden !
Uit u-zelven, noch van nature, noch iets door aanwinst, hebben u, Mijn kinderen, geen enkel recht tot Jezus te naderen en Hem te ontvangen.
Nog verder van Hem verwijderd door de zonden dan door uw menselijk bestaan, blijft u niets anders over, dan uwe onwaardigheid te belijden en leg daardoor de erkentenis uwer nietigheid met vreugde de getuigenis af van Zijn meer dan overvloedige Barmhartigheid.
Toen u in de duisternis gehuld was, heeft Hij u Zijn Licht getoond. Hij heeft aan allen van u gedacht toen gij van Hem wegvluchtte. Hij heeft u geroepen, toen gij Zijn wraakneming verdiende. Hij is u nagegaan toen gij doof scheen te zijn voor Zijn Stem.
Niemand verdient door Hem geroepen te worden, maak er daarom een dankbaar gebruik van, teneinde Zijn Eer op aarde te bevorderen.
Laat het uw vurige begeerte zijn naar de Tegenwoordigheid van Jezus smachtend uit te zien. Het mag een troostvolle waarheid zijn, dat noch het gevoel uwer geringheid, noch een of andere zielsgesteldheid, welke dan ook, voor u een beletsel moet wezen naar Jezus te verlangen. Verschillende plaatsen uit het Evangelie strekken u hiervoor ten bewijze.
Ook is het u gegeven in de zoete omhelzing der Liefde van Jezus Christus de reinste vreugde te smaken.
Is Hij niet geheel de uwe ?
Is Hij niet geheel in u, gelijk Hij het was in Mij, Uw Moeder ?
Neem de Hemel tot getuige, dat zelfs de dood u niet van Hem zal kunnen scheiden. En wanneer gij eenmaal deze aarde zult verlaten wens dan in Zijn Vaderlijke Armen den laatsten snik te geven en eeuwig uit te rusten in het verblijf der gelukzaligen, waar de Beloften Gods door Mij met zo vaste hoop bezongen, vervuld worden.
In de volle onderwerping aan Zijnen H.Wil zult u een vrede vinden, welke door niets ter wereld zal worden geschokt.
Kinderen, nogmaals herhaal Ik met klem : “Bidt voor de Kerk van Nederland, dat Zij geen afbreuk pleegt over Mij in deze Plaats, zodat de Rechtvaardige God Zijn Straffende Arm zal afwenden !”
Smeek God om eenheid voor allen, waarvoor deze dagen gebeden wordt.
Ik zal Uw Voorspreekster zijn en blijven, maar toon dan ook, dat Ik niet tevergeefs opkom voor Mijn Hofke.
Mijn Priesterzoon die u zegent met Gods Genade, zal u sterken in den strijd en Ik zal met u zijn.

Aanmelden voor de nieuwsbrief