20 mei 1984 – 14.10

De Heer sprak over de vreugde bij Gods Engelen over de éne zondaar die zich bekeert, maar dan over degenen, die geen bekering nodig hebben !
Soms bereiken mensen, meestal op oudere leeftijd, als zij bemerken, dat zij aan hun latere levensjaren toe zijn, een genadenrijke belevenis die steeds heviger verlangen gaat naar de ontmoeting met God.
Voor velen van deze gelukkige mensen bestaat alleen nog het gebed, maar bovenal de H.Eucharistie, Hun Hemelse Moeder en de Rozenkrans om de geheimen te overwegen van de Menswording, het Lijden en het Kruisoffer van Hun Heer.
Dit alles kan niet gezegd worden van de meesten onzer kinderen; er bestaat voor hen slechts een middelmaat van trouw aan hun plichten omdat zij weten, dat ook voor hen eens het uur van scheiden plaatsvindt op deze wereld.
Het heimwee naar God bestaat voor hen niet of nauwelijks.
Deze mensen zijn ook niet levensmoe, maar verlangen van hun ziekte bevrijd te worden.
Weer anderen maken een duidelijke breuk mee, tussen hun vroegere en huidige overtuiging en gedragingen. Zij zijn zich van deze breuk tot op zekere hoogte ook wel bewust. Zij proberen ermee te leven. Het verlangen naar God krijgt geen vat op hen. Hun enige zorg is nog, aan hun leven een naar buiten nog goedgelijkende eindbestemming te geven.
Wat nà het leven op aarde komt, interesseert hen niet, dan is alles immers voorbij, er is geen weg terug. Het is niet anders !
Toch zijn er nog die omkeren, ja tallozen die door het gebed van anderen en zoals dat van u, getroffen worden. Men ziet hem gaan deze mens. Zijn hart begint steeds sneller te kloppen, hij weet het geen naam te geven, doch de genade heeft hem getroffen.
Zijn ogen beginnen te staren en hij stamelt : “Ja, God bestaat toch!”
Dan gaat hij op zoek naar een Priester, maar overal vindt hij de kerkdeuren gesloten. Hij gaat weer verder omdat het moet, steeds maar hunkerend om van zijn last bevrijd te worden. Hij reist van de ene stad naar de andere en eindelijk dan ziet hij daar de persoon die hij overal zocht. Hij herkent hem aan de toog, het habijt verraadt hem, dat hij een Priester is.
En hij vliegt tussen de menigte door om hem vast te grijpen aan zijn Kleed. Want hij weet als hij alleen maar de zoom van deze gewijde rok aanraakt, dat hij gered is.
Er heerst al vrede in zijn hart omdat hij iets gevonden heeft wat de wereld hem niet geven kan.
Een grote dankbaarheid jegens God vervult hem reeds bij de aanblik van deze dienaar Gods.
De Rozenkrans schittert door het licht van zulk een genade, welke ook voor hem gevlochten werd.
Hij is immers terug, thuis bij God !
Zo hoeft ook gij Mijn kinderen niet bang te zijn zolang gij nog een goede Priester in uw midden hebt. Want door Zijn alles vergevende Handen, naast de zegen van Uw aller Moeder, zult gij u geborgen weten om tot God te komen.
Ik groet u allen met al de dierbaren die u reeds achterlieten.

Aanmelden voor de nieuwsbrief