Kinderen, Ik kon niet nalaten u een Bezoek te brengen op de Lijdensdag van Mijn Zoon Jezus.
Beveel uwe ziel met een onbegrensd vertrouwen in De Handen des Heren, al gevoelt gij ook niets dan droefheid, vreze en troosteloosheid des harten en houdt u voor dat Jezus voor het uur des doods de Vertroostingen Bewaart voor al hetgeen men in het leven zonder troost voor Hem gedaan heeft.
De dood, die de ziel van het lichaam scheidt, is slechts de schaduw des doods.
“De eigenlijke dood scheidt de ziel van God”, zegt de H.Gregorius.
Deze dood doet de Heiligen sidderen.
In het doodsuur, dat zelfs voor de rechtvaardigen verschrikkelijk is, zal Jezus voor u zijn, wat Hij voor de Leerlingen was, toen Hij deze wereld zou verlaten.
Hij schonk Zich-zelven aan hen in het ogenblik, dat zij op het punt stonden Hem lafhartig te verlaten. Hij was in hun harten, zelfs toen zij zich van Hem verwijderden en Zijn Liefde kon er niet toe komen van hen te scheiden.
Ook tot u zal Hij komen als uw stervensuur nadert en de krachten der natuur u beginnen te begeven, teneinde u moed te schenken en kracht om de smarten van den doodstrijd met een Heilige Kloekmoedigheid te verduren en uw doodsangst te lenigen; en als het uur gekomen is zult gij niet vrezen, want Hij zal bij u zijn om u den laatsten strijd gemakkelijk te maken, en de gevaren er aan verbonden, van u af te weren.
Hij zal u Vervullen met Zijn Geest en met de Grootmoedigheid, waarmede Hij Zich voor u aan Het Kruis liet nagelen.
Moge de ijdele vrees voor den dood u een aanleiding zijn tot een waarlijk Heilzame vrees.
Zoudt gij God niet vrezen, wanneer Hij Zegt : “Indien gij zondigt Verlaat Ik u ?”
Vrees den dood met dezelfde nuttige en heilzame vrees, die uw geringste handeling tot uw heiliging doet strekken.
Openbaar uwe ziel aan God, die Hem met oprechtheid zoekt. Hij zal tot haar afdalen die naar het geluk verlangt, volkomen met Hem verenigd te worden.
Moge dit berouw geen gewetensvroeging zijn.
Van droefheid overstelpt in dit oord van ballingschap is het niet te verwonderen dat gij, Mijn kinderen uw ogen ten Hemel heft, want gij zoekt Hem hier beneden en vindt Hem nergens tenzij in de Heilige Communie; gij bemint Hem maar gij aanschouwt Hem niet; gij ziet Hem in uw werken, maar Zijne Tegenwoordigheid is Verborgen voor uw ogen.
Kinderen zingt een loflied Hem ter Ere, want Grote Dingen heeft Hij aan u Gedaan.
Ik Groet en Zegen u. Dag allen !