16 januari 1983 – 14.50

Mijn kinderen gij hebt Mij opgewacht om hier in uw midden te toeven.
Mede daardoor wilde Ik ook gehoor geven aan uw verlangens.
De Hemelse Vader heeft Mij wederom toegestaan om af te dalen naar de aarde. Op vele plaatsen is het nodig, dat de Hemel spreekt, ook al willen niet allen luisteren naar Zijn oproep. Want waar of Ik ook spreken mag is het altijd in Zijn H.Naam.
Gij hebt vernomen, dat Uwen huidigen Opperherder dit jaar – en wel vanaf de dag van Mijn Feest als Boodschap – die dag uitgeroepen heeft tot Heilig Jaar. Probeer daarom lieve kinderen, dat het door uw aller gebeden een gezegend en ook daarom een Heilig Jaar mag zijn.
Zo velen van Onze Priesterzonen hebben nog zoveel gebed nodig.
Moge dan, mede door uw bijdragen hierin, vele nieuwe roepingen opwellen uit de poel van haat en zonden van hen, die de Kerk niet meer bezoeken. Wat nog meer hartverscheurend aandoet aan het Hart van Jezus en Dat van Uw Moeder is, dat zovelen van Onze Zonen van de H.Kerk niet meer aan de hun eens gedane beloften trouw kunnen zijn, ja zich schamen, dat zij nog kenbaar zouden zijn.
Hoe gezegend en vreugdevol mag het heten wanneer gij een Priester in uw midden bezit, die nog durft uit te komen voor Zijn Heilig Ambt.
Waarom zouden immers deze Zonen uiten, dat alleen maar het binnenste van hun hart nodig is om een waardig Priester te kunnen zijn.
Weet men dan niet meer, dat zovelen op de wegen van het Christendom uitzien naar een goede Priester ? Maar zij durven de Man Gods niet aan te spreken, daar hij niet kenbaar is.
Zouden deze kinderen dan verloren moeten gaan omdat zij zich zouden schamen om hun belijdenis in de Kerk uit te spreken ?
Want weinigen durven nog uit te komen voor hun H.Geloof.
Weinigen zullen ook de kans zien om in een Kerk een Priester te ontmoeten waaraan zij hun zonden kunnen spreken.
Is het dan niet bitter hard nodig, dat Uwen H.Vader de Paus dit Jaar heeft uitgeroepen tot Heilig Jaar ?
Voordat Mijn Priesterzoon – hier tegenwoordig – zijn bede de Heer aankondigde, heeft hij alle kaarsen die nog zonder wijding waren willen zegenen. Uit dank voor dit gebaar zal er de rozengeur aan zijn en zal ook daarom voor allen een zegen zijn deze kaars te ontsteken hier of in uw huisgezin.
De H.Relikwie, die veilig ligt opgeborgen bij het Heilig Aanschijn, zal op 2 februari door Hem, waaraan de stof eens toebehoorde, gezegend worden en ook door Mij. Ook zal niet eerder dan op diezelfde datum een gebed worden gegeven wat voor het Heilig Jaar het beste wordt gebeden, vooral om bescherming van Uw H.Vader de Paus Joannes Paulus de Tweede.
Mijn kinderen, velen, ja zelfs de meesten onder u, komen hier om veel te bidden en ook tevens een bezoek van Uw Hemelse Moeder mee te kunnen beleven.
Gij dankt daarvoor als Ik er ben, maar ook gaan uw gedachten uit naar smeekbedens voor uw dierbaren.
“Toch zijt gij niet allen rein” zei Jezus Christus tot Zijn discipelen.
Ook hier op dit ogenblik zou Ik dezezelfde woorden kunnen toepassen op enkelen onder u. Doch eens Mijn kinderkens zullen ook uw ogen open gaan en aanvoelen èn weten, dat niet zomaar een verschijning kan worden gesuggereerd.
Laat u dan voor eens en altijd door deze gebeden èn gezangen getroffen worden, want ook gij ontvangt Mijn Zegen met die van Uwen geestelijk Leider.
Kniel nu ! dan zal Ik op de achtergrond naast Mijn Priesterzoon ook Mijn Moederzegen over u allen doen uitspreken.
Op de groet die gij Mij heden toezingt zal Ik wachten.
Moge dan door de woorden die Mijn Priesterzoon gaat uitspreken u allen de zegen ontvangen van de Vader, Zoon en H.Geest en moge de vrede met u allen zijn !
Allen wil Ik u danken en groeten !
Ook hen die gij thuis moest achterlaten zullen wij zegenen !
Zeg Elisabeth, dat Ik allen groet !
Dag kinderen !
Ga dan werkelijk met uw gedachten deze vrede tegemoet.

Aanmelden voor de nieuwsbrief