13 september 1987 – 13.55

Hoe is het met u allen gesteld van het onderhoud met God ?
Hoor Mijn kinderen naar het antwoord van Elias de Profeet : “Ik brand van ijver voor U, Mijn Heer en God”. Dit woord, lang voor de instelling van het Heilig Sacrament gesproken, is het woord der Christelijke ziel bij haar dankzegging na de Heilige Communie. Het wordt herhaald door de grootmoedige, van Gods Weldaden doordrongen ziel. Gij hebt het wellicht ook met de mond gesproken, maar het helaas door uwe werken verloochend.
Spreekt Jezus niet met droeve Stem van het Altaar – tot de weinigen die daar nog komen -, die Zijn Ijver voor de zaligheid der zielen begrijpen en daar hunne gebeden in vereniging met Zijn Offer opdragen : “De oogst is groot, maar de arbeiders zijn weinig ?”
Zal deze klacht Zijner Liefde u uit den slaap uwer zelfzucht en uwer zorgeloosheid opwekken ? Wie zal van ijver voor de zaligheid der zielen branden, zo niet degene, door wiens aderen het Bloed van Jezus Christus stroomt, dat Bloed, Vergoten om ze zalig te maken?
“Het is de roem der mensen, zegt de H.Bernardus, dat het Eeuwig Woord een zo groot verlangen naar zijne zaligheid gehad heeft.” Dat verlangen delen is zich met het doel der menswording verenigen en God met Jezus Christus verheerlijken.
Is er iets meer begeerlijks in deze wereld dan voor de eer van God te arbeiden?
Ik zou voor uw bestaan op deze aarde geen edeler en verhevener doel weten aan te wijzen dan dat, hetwelk Uwen Goddelijke Verlosser van het begin Zijner Menswording nastreefde. Om het te bereiken geeft Hij u in Het Heilig Sacrament alles wat Hij is en van Zijn Vader heeft ontvangen.
“Ik geef hun Mijne Heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt “, sprak Hij tot Zijn Vader.
Zult gij in de Heerlijkheid van Jezus Christus Zelven delend, u niet beijveren, Zijn werk voort te zetten ? En zult gij toelaten, dat Hij Zich over uwe werkloosheid hebbe te beklagen ?
Bidt en doet boete zijn de Woorden, die Ik op talrijke plaatsen gesproken heb. Het bidden verstaat u wel wat Ik hiermede bedoel, maar boete doen komt bij de meesten over als : versterving door geen volle maaltijd te gebruiken, ja, zelfs geheel over te slaan, dan wel op water en droog brood te leven. Hierin moet u de boete niet zien, maar jezelve opofferen voor anderen. Cijfer jezelve weg, want zij hunkeren naar jouw liefde, een beetje begrip, een helpende hand, waar een noodlijdende hulp vraagt.
Wijs nooit naar die ander, die het volgens u beter kan dan jij.
Als ge u daar niet vertonen kunt, waarom bidt ge dan ?
Bij elk Weesgegroet stelt u Mij de vraag : “Bidt voor ons zondaars!”
Bent ge u er wel van bewust wà t voor een verzuchting in deze ene smeekbede ligt ? Elke dag opnieuw probeert gij de Rozenkrans door uw vingers te laten glijden. Maar hebt ge daarbij ooit uw gedachten weten te plaatsen bij elk Onze Vader en Weesgegroet ?
Als gij naar uw verleden terugblikt zou Uwen Goddelijke Verlosser er dan niet kunnen bijvoegen : “Wat hebt gij tot dusver voor uwe zaligheid gedaan?” “Wat deed gij om de zonde te vermijden, om dat gevaar, die gelegenheid van u te verwijderen?”
” Welke deugden hebt gij beoefend ?” Roem nooit op uzelve en laat niemand merken hoe goed gij zijt geweest voor die ander. Roem eerder op uw zwakheden, want daardoor leert ge uzelve beter kennen en vernederen.
Gij wandelt niet alleen ; Jezus geleidt u op al uw schreden. Op Hem kan elke mens zich verlaten, terwijl Ik hem zuchtend hoor smeken: “Wat duurt mijn ballingschap lang !”
Ja, had iedere mens maar vleugelen als een duif om naar God te vliegen en in Hem uit te rusten. Hij biedt u Zijn Goddelijke Vrijgevigheid. Het is de wens van Jezus u een of andere kostbare genade als vrucht Zijner Vereniging met u na te laten.
Als ge het leven niet meer liefhebt of misschien niet meer aan kunt, klop dan bij Jezus aan. En uw gebeden op smekende wijze ontvangend, roept Jezus niet in het gevoel van onmacht : “Gij vraagt Mij iets moeilijks”, want aan de Goedheid en Barmhartigheid Onzes Heren is niets onmogelijks.
Bidt en doet boete, zoals Ik u voorhoud.
Beschouwt gij uw hart als de woning des Heren, de Tempel des H.Geestes, de plaats des Altaars waarop Het Offer plaatsvindt en de wierook moet branden van een aanhoudend gebed, dat als een welriekende geur gestadig opstijgt tot den Troon der Goddelijke Majesteit ? Daar gij niets edelers bezit dan uw hart, niets wat uwen Goddelijken Verlosser meer begeert, moet u de grootste zorg besteden, het onbevlekt te bewaren. Luister naar Zijn Stem, het zwijgen uws harten is tevens een voorbereiding.
Gij allen die hier gekomen zijt en gij die wegens ziekte of anderszins verhinderd zijt, werp in den geest een blik op Het Tabernakel en wacht met diepe ingetogenheid naar de Stille Getuige op het Altaar. Want daar ziet ge Het Heilig Aanschijn van Uwen Meester en Verlosser, Onze Heer Jezus Christus. Dit is in de Ogen van Uwen Heer evenveel waard als het gedurig opzeggen van gebeden.
Luister alleen met Jezus naar de Woorden welke Hij spreekt tot Uw hart, want dan zult gij den Heiligen Zegen van Uwen Heer, door Mijn Priesterzoon aan u gegeven en met Mijn Moederliefde als een Rijke Bron van Genadestroom ontvangen. Ik groet u !

Aanmelden voor de nieuwsbrief