11 oktober 1981 – 02.00

“Mij geschiede naar Uw Woord !” Deze woorden die Ik sprak tot de Engel
Gabriel vormden het Verlossingswerk en het begin van Mijn Moederschap.
Want in Mijnen Schoot werd de Vrucht geplant door de H.Geest. De
“Almachtige” is voor u de Emanuel geworden, de God met u, in u en geheel
aan u ! Breng daarom eerbiedige hulde aan de Allerheiligste
Drievuldigheid, Die met liefde en dankbaarheid gepaard gaan. Aan de
Vader, Die u Zijn Welbeminde Zoon geschonken heeft, aan de Zoon, Die
Zich met Zijn Heilige Mensheid innig met u verenigde, aan de H.Geest,
Die het Allerheiligste, wat nog dagelijks onder elk Kruisoffer
tegenwoordig is, gevormd heeft. Als God de Vader Zijn Zoon niet had
gezonden om als Mens geboren te laten worden, was Mij het Moederschap
nimmer toegekend. Door alle eeuwen heen, die sinds de geboorte van Jezus
zijn vervlogen, hebben de volkeren der aarde hun God aanbeden in de
geheimzinnige wieg : Het Tabernakel, van waaruit het Zijn Weg vond in
het hart van de mens. En het Woord is Vlees geworden en Het heeft onder
ons gewoond, maar op het Altaar wordt het Offerbrood, dat aan de
Priesters en de Engelen wordt toevertrouwd. Hoe groot Mijn verlangen
toen was om het zo vurig verbeide Kind te mogen aanschouwen zult gij met
Mij mogen delen als gij uw leven op God gericht houdt. Wens Uwen Heer te
bezitten gelijk Ik Hem in Mijnen Schoot bezat en op Mijn Armen dragen
mocht. “Moederschap”, hoe liefelijk klinken deze woorden als gij aan uw
eigen kind denkt, of aan uw moeder, die u in haren schoot gedragen
heeft. Wat zal er in het hart van een vrouw omgaan, die moeder had
kunnen zijn doch die dit tere wichtje heeft laten doden. Hoe zullen de
angsten haar blijven opjagen en hoe weinig rust zal zij vinden als zij
bewust die grove fout begaan heeft. Maar ook zijn er onder u die deze
daden als geheel straffeloos beschouwen. Zij die zich niet bekommeren om
deze bedreven moorden zullen eens jammeren als hun eigen leven beeindigd
is en voor Gods Rechter-stoel verschijnen moeten. Want zoiets kan de
Hemelse Vader niet gedogen. De aardse rechters geven echter wel hun
goedkeuring, maar dit zal ook hun in het andere leven worden
aangerekend. God schiep de mens om te leven, doch niet om voortijdig af
te breken, alvorens hij het levenslicht zou zien. Jezus heeft Zijn
eerste komst op aarde, waarvan gij allen de heilzame vruchten moogt
plukken, volbracht; op Zijn tweede komst, die hoe langer hoe meer
nadert, moet gij u dagelijks voorbereiden. Jezus Uwen Verlosser, Die u
in Zijn Lijden al uw lijden deed aanschouwen, liet in Zijn verborgen
Leven geen enkel moeilijk werk na, dat Zijn Heilige Mensheid kon
vernederen. Hoeveel moeite kost het de mens om zich zwijgend op te
offeren, zichzelve af te sterven en niet eens meer te willen geven, noch
te willen leven in de gedachtenis van God. Een innerlijke werking des
Heren volgt u echter overal. Gij ontwaart ze in gewetenswroegingen, die
u kwellen, in het lijden, dat u loutert, in de inspraken die u tot
nieuwe ijver opwekken. Hij heeft u immers de ogen uws geestes geopend om
Zijnen Wil te doen kennen. De hoogmoed tiert bij velen op de bodem
hunner ziel. Want, nog maar nauwelijks begonnen het pad der deugd te
bewandelen, waagt men het reeds zich met anderen te vergelijken en zich
inbeeldend in de deugd bevorderd te zijn of bevestigd. Hoe groter de
genaden zijn die men ontvangen heeft, des te groter is het gevaar ze
weer te verliezen. Om ene ziel te winnen vergeet Jezus als het ware de
wereld, tot wier aanwijzing Hij op aarde gekomen is. ‘t Is of alles bij
Hem wijken moet voor de redding van aan enkele ziel. Hebt u ook zoveel
eerbied en zorg voor uw eigen ziel ? Jezus handelt met de mens nog op
dezelfde wijze als vroeger met de Samaritaanse vrouw. Hij vraagt slechts
weinig om er veel voor in de plaats te geven. Hij zoekt naar de zwakste
zijde uwer zielen om daardoor binnen te gaan. Van de aan vraagt Hij
bittere tranen, van de ander ootmoed. Hoe beklagenswaardig zou de ziel
zijn, van welke Jezus niets meer vragen zou. Wees daarom niet moedeloos
als gij ook maar enigszins te lijden hebt. Want als gij uw gedachten
goed gericht opstelt weet gij, dat het van Uwen Heer komt. Hij vraagt
het u, Hij wil, dat gij gehoor geeft of tenminste luisteren wilt. Wees
daarom niet doof als Uw Moeder tot u spreekt. Want ook over u heb Ik het
Moederschap ontvangen. Zorg, dat ook uw kinderen dit zeggen kunnen en
laat leven wat God eens in de moederschoot geplant heeft, dan zal uw
geluk groter zijn dan u zoudt kunnen verwachten. Leef in vrede met en
voor elkander, dan zult gij de Glorie van de Vader met Mij mogen delen.
Ik zegen en groet u met al Mijn Moederlijke Liefde voor u en doe wat Ik
u heb medegedeeld. Pater Pio heeft Mij begeleid en zegende alles tesamen
met Mij. Dag kinderen !

Aanmelden voor de nieuwsbrief