Naar aanleiding van Mijn herdenkingsfeest op de dag van morgen wens Ik tot al Mijn kinderen het Woord te richten. En evenals elke Moeder, daags voor een zeer belangrijke dag, alles in gereedheid brengt om het feest te doen slagen, zo ook is Uw Hemelse Moeder van de Hemel afgedaald om al Haar kinderen te wijzen op de grootsheid van het Moederschap.
Allen, zonder onderscheid, hebben de geborgenheid bemerkt als ongeborene bij hun moeder.
Zij voelden de warmte om hun broze lichaampje, al waren er misschien ook wel kleine wezentjes niet zo zeer geliefd omdat zij immers niet gewenst waren. Maar toch kwamen er onder deze groep moeders, er velen terug van deze gedachte. Want eenmaal het wichtje ter wereld gebracht en voor het eerst in haar armen gelegd, wist zij pas welk een wonderlijk iets God haar geschonken had.
Wanneer een kind niet langs de normale weg geboren kon worden, kon de moeder nauwelijks ook maar aannemen, dat het haar kind was, in tegenstelling tot de moeder, die haar kind moest brengen onder de hevige barensweeen. Maar zij vergat alles toen zij het tedere wichtje naast zich zag.
Zij onderging dit als een heerlijk gevoel, want daar lag nl. haar eigen vlees en bloed. Het was haar door de Schepper gegeven en op dezelfde manier waarop zij zelf ter wereld was gekomen.
Wellicht heeft zij toen pas beseft wat haar moeder voor haar betekend had. Stel u eens voor, als uw eigen moeder u vroegtijdig had laten wegnemen uit haren schoot. Zoudt gij dan haar nog kunnen beminnen als gij er weet van had, dat haar plan hiernaar gericht stond ? En zo zij jou wel het leven geschonken had, maar verstoten zou vlak na de geboorte.
Zoudt gij haar dan haten ? Kon je de moed nog wel opbrengen wanneer zij jou na lange jaren dan pas ontmoeten wilde ?
Zoudt ge dan niet nagaan waarom zij jou had afgestaan ? …om welke reden dan ook.
Moet ge niet veeleer verheugd wezen, dat zij jou de kans heeft gegeven om geboren te mogen worden ? Dat zij jou het leven schonk en misschien nog wel in moeilijke omstandigheden.
Misschien werd deze jonge vrouw wel verstoten door haar eigen moeder. En niet zo zeer omdat zij zich verlaagd had om deze zonde, maar omdat zij voor de wereld om haar heen niet verbergen kon, dat zij een onecht kind zou brengen.
Wat zou er dan niet omgaan in het hart van dat jonge meisje, dat misschien door enkele zwakke ogenblikken gefaald had haar kuisheid te bewaren ?
Was zij dan niet veeleer zelf een hulpzoekende geweest ?
Vooral in de tweede helft van haar zwangerschap toen zij de omvang van haren schoot bijna niet meer verbergen kon wat haar te gebeuren stond.
Hebt gij misschien deze vrouw die moeder ging worden van een kind met uw vinger nagewezen, omdat zij de vader van haar borelingske niet eens kende ?
Het was toch schande, dat zij zich nog onder de mensen durfde vertonen ?
Neen ! Gij moogt dan wel schande spreken over dit jonge meisje omdat zij een zwak moment heeft gehad door haar reinheid te schenden, zij heeft de moed durven opbrengen het vruchtje bij zich te dragen om het niet onder de moordenaarshand te laten doden.
Voor de geboorte van haar kind had zij door de angst, haar zorgen en tranen reeds lang zich met God verzoend, terwijl u nog lastertaal sprak over haar. En door de kracht van een groot geloof heeft zij dit kind gedragen en gevoed met haar eigen vlees en bloed. Ook nu, terwijl het moordenaarsoog gretig toeziet op een nieuwe prooi, zijn er nog velen onder deze omstandigheden.
Maar gij moet hen helpen en hoe.
Allereerst door gebed !
Maar ook verdient zij de steun van uw liefde om een troostend woord te kunnen ontvangen om de schuwe blikken, die over haar heen worden geworpen.
Of zijt gij bang haar te durven aanspreken ? Zij is immers een zondares ?
Hoevelen, denkt gij, kunnen er nog door hun ongerepte trouw aan Gods geboden neerknielen aan het altaar om door de eed te beloven het Evangelie te zullen onderhouden ?
Bidt ook voor deze jonggehuwde mensen !
Vraag God om bijstand voor zulke kinderen, zodat zij aan de bekoringen kunnen weerstaan.
Beloof met de hand op uw hart, dat gij bidden zult voor deze moeders en voor hun ouders.
Maar bidt ook voor hen die het leven in de moederschoot zoeken te doden.
Die niet aan keer, maar meerdere malen het ontkiemde vruchtje, dat zojuist aan zijn leven begonnen was, van zich hebben afgestoten.
Het bloed, dat van al deze kleinen over de wereld stroomt zal niet ongestraft blijven.
Hoe durft men het nog goed te praten, dat deze ongeboren wezentjes nog niets waarnemen.
Dat zij niet voelen wanneer hun hartje met een gemene priem doorstoken wordt ?
Dat zij geen levende wezens zijn, daar zij immers niets afweten van hun bestaan ?
Dat zij hun geschrei niet horen bij de eerste steek die hun dood veroorzaakt ?
Zij, die een einde maken aan dit broze bestaansrecht zouden hun oren dicht houden wanneer al het gejammer van deze kleinen over hen kwam.
Wee de moordenaars die, tot op heden, en in alle vrijheid van geweten en regering door kunnen gaan met de Herodus-klauwen !
Ik vraag u daarom kinderen, bidt en offert voor satans handlangers. Het zijn de moordenaars van de kleinste, onschuldigste mens.
Let daarom niet zo zeer op de fouten die anderen misschien maken met het doorgeven dezer Boodschappen, die Ik u steeds gegeven heb, maar waak liever over de woorden die gij uitspreekt, welke een laster betekenen aan haar die Ik gekozen heb en aangesteld om Mijn Woorden in welke taal dan ook onder de mensen te brengen, uw evennaaste, Mijn kind !
Gij kunt er veel toe bijdragen om voor de zonden van de moordenaars en de jonge moeder, die vele kinderlevens afsnijden, te bidden, maar ook te offeren.
Probeer dan de moed eerst zelve op te brengen om lief, leed en offers met elkaar te delen. Dan pas zult gij tevreden en gelukkig kunnen wezen om met een vooruitziende blik te schouwen naar het eeuwige samenzijn.