Gebed als dankzegging na de Heilige Communie


29augustus 1987
Heer, Gij hebt mij de heerlijkste Gaven geschonken en aan het vrije gebruik daarvan de verplichting verbonden, U er dankbaar voor te zijn.
Vóór alles verlangt Gij het offer van mijzelven.
Ik kan U dit weigeren, maar deze weigering zou een onrechtvaardigheid zijn, wijl er niets is, dat U meer toebehoort dan mijn wezen, waarop Gij krachtens de Schepping en veel meer nog krachtens de Verlossing het volste Recht bezit.
Wat ik U niet geef, is een roof der U verschuldigde eerbewijzing ! Is er wellicht een of ander geheim offer, dat ik in dit ogenblik aan Uw liefde onttrek ?
Ach Heer, neem alles !….
roei uit wat U mishaagt en kom Zelf het naar Uw Beeld gevormde levende Tabernakel, het meesterstuk Uwer Wijsheid en Almacht, met de Kostbaarheden Uwer Genade verrijken.
Waar is mijn liefde ?
O Jezus, ik betreurde het soms, dat Gij in het Tabernakel verborgen, geen enkele straal Uwer Majesteit doet aanschouwen; toch bemin ik U in dit onaanzienlijk verblijf, waar Uwe Tegenwoordigheid Zich aan mij openbaart. Ik kan wel niet altijd bij U wezen, maar mijn geest behoeft toch niet rond te dolen in onbekende gewesten om U te vinden. Hij vindt U altijd met zekerheid op aarde.
Ik aanbid U met de Engelen, Die U omgeven en die ik meer bemin dan alle uitverkorenen, omdat Zij sinds de instelling van het Heilig Sacrament niet hebben nagelaten, Uw trouwe Aanbidders te zijn.
Maak mijn levensdagen tot een onafgebroken offer, dat Uwe Goedertierenheid reeds hier in dit leven met menigvuldige weldaden en later in den Hemel met een eeuwige gloriekroon zal vergelden.
Moge het zo zijn Heer, ik ben en blijf ter Uwer beschikking.
Amen !

Aanmelden voor de nieuwsbrief