Kinderen, Ik ben niet tot U gekomen om U vrees in te boezemen, maar om U te overtuigen, dat Ik de waarheid spreek. De woorden, die gij vernemen zult, zijn die van Uw Moeder, de door God “Gezondene”.
Niemand is gelukkiger dan wie God heeft gevonden en Hem alles heeft ten offer gebracht.
Weest tevreden met hetgeen U geschonken is en…..ontnomen werd, want ge hebt van God verkregen en geofferd.
De ware vrede is een gave van kracht, een gave van de H.Geest aan degene, die tot offeren bereid is.
Wie in vrede leeft maakt zich vrij en bevrijdt wie hem omringen. De ware vrede kunt U bereiken door Uzelf geestelijk te overwinnen.
Dat is niet gemakkelijk zult U zeggen, ja het is eerder moeilijk. Maar wie zal het Hemelrijk veroveren zonder er iets voor te hoeven doen. Uw tafel wordt niet zonder meer gedekt, want U zult er iets voor moeten inleveren, juist, Uw kracht maar beslist uw goede wil.
De vrede kent geen vrees het leven te verliezen maar is ertoe bereid. Maar nog, het is dorsten naar het geven van al zijn doen en laten voor God, voor de naaste.
Men strijdt voor de vrede, maar zij die hiervoor strijden, moeten eerst de innerlijke vrede vinden.
Wanneer zij in zichzelf onrust en vrees hebben overwonnen zullen zij een wijs en rustig inzicht verwerven in de werkelijkheid. Dan zal God hun geest vervullen en hen ingeven wat ze moeten doen. De vrees overwinnen kan alleen de liefde.
Ook de apostelen waren bevreesd toen Jezus in de eerste morgenschemering aan hen verscheen. Jezus zeide tot hen : Kinderen ! hebt gij enige teerspijs ?
Hoe was het mogelijk dat Zijn leerlingen aan deze liefdevolle woorden Hem niet herkenden, wiens zachte en machtige Stem zij zo dikwijls gehoord hadden ? Hoe kon Hij, Die een zo tedere belangstelling jegens hen aan de dag legde, een onbekende voor hen wezen?
Beschouw het geheim hunner blindheid met vreze.
Bezorgd voor de dingen des tijds, letten zij op niets anders dan op het besturen van hun klein vaartuig. Met het oog op het gevaar, dat hun leven te midden der golven bedreigde was elk ander belang voor hen als niet bestaande.
Is het niet evenzo met U, Mijn kinderen ?
Jezus spreekt tot Uw hart; gij ziet Hem op het Altaar en let nauwelijks op Hem. Bekommerd om de dingen van dit leven, blijft gij menigmaal doof voor de Stem van Jezus, zelfs ongevoelig van Zijn Vaderlijke tegemoetkoming.
Hij vraagt U enige voorraad op te doen voor de grote reis naar de eeuwigheid, die niet zo ver weg ligt.
Op een zo lange tocht hebt gij krachtig voedsel nodig. Dat voedsel is de liefde Gods, Bron van alle deugden. Laat de liefde U brengen tot het zoeken van God.
God zoeken is een levenstaak, het is de diepste hartsbehoefte, het is nooit gestild, een altijd zoet verlangen.
God zoeken is de honger, die U drijft en tegelijk de kracht, die U verheft.
De liefde tot God moet zo in U branden, dat zij U er toe brengt zeer vertrouwelijk met Hem om te gaan. Door Zijn gezelschap wordt gij ruim en wijd en zoveel groter dan de mensen, groter ook dan al het aardse.
Maar als Gij zegt Hem boven alles lief te hebben moet gij niet vrezen uw evennaaste te beminnen. Ook hij die kwaad van U spreekt. Zeg dan Jezus na : “Vriend waartoe zijt gij gekomen ?”, dan zal alles lichter vallen en hij, die laster over U uitspreekt, zal nadenken over hetgeen hij van U gezegd heeft.
Het liefkozende woord zal hem in het diepst van zijn ziel treffen en zijn hand zal op zijn borst kloppen en zeggen : “Mea culpa “!
Aldoende zult gij de vrede scheppen die er nu nog niet is en de Heer zal zeggen : Mogen ze allen aan zijn Vader !
Zijn dienaren zullen U zegenen door de H. Drieene God !
Ik groet U !