Elisabeth Sleutjes-van Gaal is geboren op 14 mei 1919 te Vorstenbosch en overleden op 16 november 2007.
ELisabeth is het 6e kind in een arm gezin van 18 kinderen.
Op de zwart wit foto staan vader en moeder van Gaal in het midden tezamen met hun 18 kinderen;
Haar leven is getekend door veel strijd en vernederingen.
Na haar afwijzing in het klooster, huwt zij en krijgt 4 dochters.
Door een ernstige val en een verwaarloosde complicatie in de kleine hersenen ontstaan bij Elisabeth ernstige evenwichtsstoornissen. In 1972 krijgt Elisabeth een vorm van atrofie van de spieren en raakt verlamd. In 1976 wordt zij door Maria op wonderbaarlijke wijze plotseling genezen.
Het verhaal van haar genezing heeft de zienster in dichtvorm opgeschreven.
1. De belangrijkste punten terugschouwend uit mijn leven
Zet ik hier uiteen voor u in dit boek,
Om daarmede duidelijk aan u te omschrijven
Over mijn genezing en Maria’s bezoek.
2. Want bijna 5 jaren was ik in een verpleeghuis
En was al sinds jaren gehandicapt,
Doch driemaal mocht ik Lourdes’ grot gaan bezoeken
Maar bleef toch vol zorg met mijn gezin behept.
3. In 1976 op 6 november
Begon ik wederom te bidden en wel een noveen,
Door drie Weesgegroeten met de schietgebeden
‘k Had vertrouwen in Maria nog meer als voorheen.
4. Het gewijde water uit de bronnen van Lourdes
Wat ik mee had gekregen van Maria’s grot,
Daarmee deed mijn man mijn handen besprenkelen
Groot was mijn vertrouwen in de Moeder van God.
5. Op negen zaterdagen bad ik die gebeden
En reeds op de tweede dag van de noveen,
Kreeg ik het gevoel, ‘k zal spoedig genezen
Al wist ik niet hoe, ik kreeg de zekerheid meteen.
6. Op de vierde zaterdag zag ik in mijn dromen
Twee ronde cirkels over elkaar,
In de middelste stond heel duidelijk geschreven:
Zaterdag – Kertsmis – Nieuwjaar!
7. Dan tussen deze cirkels in cursieve letters
Het woordje “zevende” en wel zevenmaal,
‘K wist heel de betekenis niet van die droom toen
En had heel geen notie, geen enkele maal.
8. Bovenaan deze rondings zag ik een dubbel lusje
En links daarvan een spijker naar het mij leek,
Ik wilde in mijn droom dit alles op gaan hangen
Doch het lukte mij niet, hoe of ik ook keek.
9. Opeens werd ik wakker, hoewel het niet klaar was
Toch bleven de gedachten voortdurend bij mij,
Dat ik spoedig zou genezen op Maria’s voorspraak
Ik voelde Haar bijstand van zeer dichtbij.
10. En zie, op de vierde dag van mijn novene
Trilden mijn handen en voeten heel lang,
Het stond voor mij vast: ik zal genezen
Want immers mijn ledematen waren toch lam.
11. De zevende zaterdag was reeds begonnen
‘t Was kwart over 6 in de morgenstond,
Reeds nachten daarvoor had ik heel niet geslapen
Alhoewel ik mij heel niet moede bevond.
12. Opeens werd het licht, ik schrok wel een beetje
Toch sloot ik mijn ogen op hetzelfde moment,
Zodra ik ze dicht had, opnieuw weer die straling
Het licht wat ik zag was mij heel niet bekend.
13. Het gebeurde zó vaak, dus ik dwong mij te slapen
Doch opeens werd de hele kamer verlicht,
Mijn ogen gingen open, ik kon ze niet sluiten
Al was ‘t dan nog zo’n verblindend licht.
14. Op de muur vertoonden zich heel grote stralen
Tegenover het bed, waarop ik toen lag,
Ik zag iemand schrijven door die vurige lichten
En verbaasde mij over hetgeen wat ik zag.
15. Nu stond er: “Je strijd is bijna ten einde
Houd goede moed, je geloof heeft je gered.”
En onder deze regels dreven langzaam wat wolken
Zeven uur werd toen zichtbaar, wat erop was gezet.
16. Vol verbazing vroeg ik toen: “Maria, bent U dat?”
Doch ik hoorde geen antwoord, maar vroeg aan Diegene:
“Maria, als U dat bent, dan zult U begrijpen
Dat ik zelf toch geen Lourdeswater kan nemen”.
17. Mijn man kan ik roepen, doch hij zal mij niet horen!
En riep toen meteen: “Maar dat weet U wel!”
Toen volgden opeens boven al deze stralen
Twee handen en in biddende vorm nog wel.
18. Ondertussen bad ik, dat er iets zou gebeuren
Doch om 6 uur 39 was alles voorbij,
Een afwachtende houding op de klok ….. 7 slagen
Niets gebeurde, maar wist toch mijn genezing dichtbij.
19. Zo bleef ik bidden tot de Moeder van Jezus
O ja, toen begreep ik volledig die droom,
De lus met de spijker was de datum van 18
De zwevende zevens, de vierde zaterdagsdroom.
20. Ik mocht naar de Mis voor een zieken-bijeenkomst
‘t Werd Kerstmis, je proefde de Zonnebloem-sfeer,
De Pastoor die sprak over de Moeder van Jezus
Die Haar nicht Elisabeth bezocht als weleer.
21. Maria, zo sprak hij, zou hebben gesproken
Tot Haar nicht: “Uw geloof heeft u gered”
Het gaf mij toen aanstonds een heerlijk gevoel
Want dit zag ik schrijven tegenover mijn bed.
22. Ook later bevestigde deze Priester:
“Inderdaad, deze woorden die sprak Zij met kracht!”
‘t Was een heerlijke middag, te snel vervlogen
Ik werd om 16.30 uur weer thuis gebracht.
23. Mijn man zou mij helpen diezelfde avond
Om het bronwater te vloeien, als ik bad de noveen,
Wie weet, zei ik hem, is nu de tijd gekomen
Dat Maria mij misschien geneest wel meteen.
24. Nu was het zover, ik zat vurig te bidden
Onderwijl dat mijn man het bronwater nam,
Hij besproeide mijn handen, liet mij ervan drinken
En zie, de zo vurig begeerde verlossing die kwam.
25. Want plotseling vouwden mijn handen tesamen
Vol ontroering gericht op Onze Lieve Vrouw,
Plots strengelden mijn vingers toen over elkander
Wij schrokken en ik riep: “Wat gebeurt er nou?”
26. Mijn handen omklemd in biddende houding
Die kwamen toen los aan het eind van het gebed,
Ik riep vol verbazing en door tranen bewogen:
“Ons Lief Vrouwke verhoort mij, Zij heeft mij gered”.
27. Mijn man keek verwonderd, doch o zo gelukkig
Wij omhelsden elkander en weenden tegelijk,
Want de spanning kwam los van de laatste weken
Mijn gebed was verhoord, wij voelden ons rijk.
28. Al was ‘k ervan verzekerd, dat ik zou genezen
Ik wist heel niet hoe of wanneer het zou zijn,
En toen het dat ogenblik zo plotseling gebeurde
Gaf de zekerheid, dit moest een wonder wel zijn.
29. De morgen van Kerstmis was aangebroken
Dit was nu de achtste zaterdag,
Opeens bemerkte ik al bij het ontwaken
Dat ik weer opnieuw mijn verlammingen zag.
30. Even vreesde ik toen, doch ging vurig aan ‘t bidden
Na 7 kwartier kwam mijn intuïtie pas,
Dat gebed, met vertrouwen gebeden, kan helpen
En dat het alleen de beproeving maar was.
31. En even daarna – op die morgen van Kerstmis –
Hoorde plotseling ik een hevig geruis,
Ik maakte mij angstig en riep inderhaast toen:
“Maria, bent U dat?” en sloeg toen een kruis.
32. Toen sprak er een stem. Zij gaf deze opdracht:
“Draag uw genezing uit aan allen die je tegenkomt,
“Zeg het tegen een Priester en vraag aan een ieder
“Te vertrouwen in gebed!”, ik was als verstomd.
33. Het was de eerste maal dat ik die stem hoorde
Toch was ik mij verzekerd, toen ik hoorde die toon,
Dat dit was Maria, Ons Lief Vrouwke van Lourdes
Want Zij sprak tegen mij over Jezus Haar Zoon.
34. De negende dag der novene was begonnen
Opeens kreeg ik door die stem dit gebod:
“Ga je wassen met het water uit de Bron van Lourdes
“En begeef je met Mij in de geest naar de grot!”
35. Ik wilde proberen wat mij toen gevraagd werd
Maar onhandig hield ik het flesje toen vast,
Want het kroontje van het beeldje was niet los te krijgen
Doch tussen mijn tanden ontsloot het verrast.
36. Het water vloeide rijkelijk nu over mijn handen
Ik bad ondertussen mijn novene-gebed,
‘t Werd stil in de kamer en wederom werd ik
Terstond weer van mijn verlamming gered.
37. Ik bad nog lang na, wat me was overkomen
Want ik was zo gelukkig, zo intens tevreen,
En wederom, toch nog diezelfde avond
Hoorde ik het geruis, de harde wind meteen.
38. Ik keek door het raam, maar zag niets bewegen
Dan slapen dacht ik, doch hield de adem in,
Opeens het geluid, doch nu in de kamer
Het werd mij nu duidelijk wat dit had voor zin.
39. Opnieuw klonk Haar Stem toen: “Gij zult vernederd
en bespot worden, maar trek je daar niets van aan,
Ik zal je daarbij helpen”, met troostende woorden
En de Vader van alle mensen zal jou bijstaan!”
40. Blijf vertrouwen en bid voor alle noodlijdenden
Toen viel de Stem weg en de nacht die brak aan,
Nu begreep ik bewust van het doel der genezing
Ik wist vanaf toen, dat Haar Opdracht ving aan.
41. Sindsdien keert Maria ontelbare malen
met Haar Boodschap naar de aarde, die u hier vindt vermeld,
En op 18 december van het jaar ’77
Werd de dag Haar te zien, aan mij toen gemeld.
42. Zij vroeg mij hierover met niemand te spreken
Dan alleen met mijn raadsman, die éne persoon,
Wel duurde het lang en ‘t zwijgen was moeilijk
Doch ik hield het vertrouwen op Haar en Haar Zoon.
43. Nu was het zover, het was 11 februari
Van ‘t jaar ’78 toen ik Haar zag staan,
Zij verscheen in het lila, als Toren van David
Die als Moeder van allen, Haar Zoon vóór zou gaan.
44. Heel verbijsterd was ik wat mij was overkomen
En begrijp het steeds niet, noch later, noch nu,
Wie ben ik toch vraag ik, dat dit mij te beurt valt
Een mens vol gebreken – een mens zoals u !
45. Mijn ontmoeting met Haar, die ik mocht schrijven
Roept de vraag bij mij op: Waarom ik toch Heer?
Ik ben toch een mens met zondige ellende
Doch Zij vraagt mij als werktuig, Die Moeder van de Heer!
Na haar genezing heeft Elisabeth tot en met 18 december 1992 vele Hemelse Boodschappen ontvangen om te verspreiden onder de mensen. Deze boodschappen werden vaak tijdens gebedsdiensten gegeven waarna Elisabeth deze aan de pelgrims voorlas. De meeste gebedsdiensten inclusief de extase en het voorlezen van de ontvangen boodschap zijn op video opgenomen en bewaard gebleven zodat we ze nu na digitalisatie op deze website kunnen tonen.
Toen Elisabeth vanaf eind jaren ’80 veel in bed moest verblijven werd het contact met de kapel waar de gebedsdienst voor de pelgrims plaatsvond via een interne televisie verbinding onderhouden. In geval van een hemelse boodschap tijdens de gebedsdienst kon Elisabeth die vanaf haar bed voorlezen voor de pelgrims in de kapel. Jac van der Coer maakte dan meestal tijdens de gebedsdiensten een video film aan het bed van Elisabeth.
Nadat de algemene Boodschappen beeindigd waren heeft Elisabeth geleidelijk aan een steeds meer teruggetrokken leven geleid. De strijd en vernederingen die haar leven zo kenmerkten werden er echter niet minder om.
Op 16 november 2007 is zij in alle rust in de vroege ochtend overleden. Zij ligt nu begraven op de begraafplaats te Berlicum in het familiegraf waar haar man na zijn sterven op 27 juni 1993 reeds was begraven.