Vrijwel vanaf het begin hebben veel mensen geuren en bijzondere zegeningen in ‘t Hofke ervaren. In diverse Boodschappen is in plaats van zegening over zalving gesproken, wellicht omdat er soms sprake was van een olieachtige vloeistof. Over deze aangelegenheden is in de Boodschappen zelf vrij weinig gezegd. Vele honderden pelgrims hebben ze vaak ervaren en ontleenden er een grote vreugde aan. In deze paragraaf zullen we deze zegeningen kort beschrijven. Naast het ‘hoe’, de wijze waarop, zal ook het ‘wat’ het ‘waar’ en ‘wanneer’ en het ‘waarom’ worden besproken. Tot slot zullen kort diverse vormen van commentaar op deze zegeningen worden aangehaald.
Hoe werd er gezegend? Het hoe is voor ons mensen niet te bepalen en niet waarneembaar, alleen het resultaat is waarneembaar. Zo werden bijvoorbeeld tijdens een gebedsdienst plots alle of nagenoeg alle aanwezige pelgrims een zoete geur gewaar. Deze geur werd vaak aangeduid als “rozengeur”. Hoewel ook soms andere geuren werden waargenomen. Bijvoorbeeld ‘wierook’ of ‘veldbloemen’. Veelal, in de beginfase, ging de rozengeur vooraf aan een extase van Elisabeth. Soms ook hadden slechts enkele mensen de geur, veelal mensen met bijzondere moeilijkheden of kwellingen. Bij deze geurverspreidingen werd dus door niemand bevochtiging waargenomen. In de kapel was er vaak een sterke geur vanaf het altaar. De herkomst was in die gevallen duidelijk te traceren, namelijk dicht bij het tabernakel. Soms bleek dan het altaardwaal vochtig te zijn van een niet-olieachtige vloeistof. Deze leek na verloop van tijd te verdampen en liet meestal geen vlekken na. Soms waren blauw-achtige vlekken waarneembaar.
Na enkele dagen konden deze echter al dan niet verdwenen zijn. Voorwerpen die gezegend waren bleken meestal nat, soms ‘water-achtig’, soms ‘olie-achtig’. Deze natte zegeningen lieten veelal, beslist niet altijd, blauwachtige vlekken en soms duidelijk leesbare tekens na. In twee gevallen bleven roodachtige vlekken na. In een aantal gevallen verflauwden na weken of soms pas na maanden of jaren deze blauwe vlekken of verdwenen geheel. In andere gevallen bleven ze zoals ze na opdroging waren. Als voorbeeld van leesbare letters die achterbleven noemen we: “A” in tamelijk grote letters alsof ze met een vinger erop geschilderd waren. Dit kwam ook voor op een Rosa Mystica-beeld van Maria, begin 1978, en staat er nu nog op. In een Boodschap van 22 mei 1978 zei Maria: “Dit is getekend niet voor elkeen en heb Ik als een bijzondere groet voor altijd bestempeld. De A betekent AVE, dus een blijvende groet voor Mijn kinderen die dit in hun bezit hebben”. Of “A.D.” waarbij op 16 december 1978 werd uitgelegd dat dit betekent “Ave Deo is God groet u!” En thuis bij een godsvruchtige op sterven liggende ziel die veel deed voor het ondersteunen van priesters, priesterroepingen en -opleidingen kwamen op 19 juli 1978 op een tafeltje de letters “J.M.”. Twee blauwe letters die volgens de vrouw des huizes duidelijk de rozengeur afscheidden. Die dag werd hierover in een Boodschap voor deze mensen gezegd: “Inderdaad gij hebt het goed gezien dat Ik vandaag bij jullie was. De letters ‘J.M.’ betekenen Jij Martelaar. Jacobus en Maria, wij blijven verenigd (de zieke, nadien overleden man heette Jacobus). Ga om zeven uur naar Mijn beeltenis of zet het bij je bed, dan zult ge een sterke geur waarnemen en dan weten dat Ik heel dicht bij je ben”.